Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] [En bij het rijzen van de schem'ring lag] En bij het rijzen van de schem'ring lag Hij in het gras naar de avondlucht te turen; Een afgrond leek de tuin, berghoog de muren, Zwart van klimop met stoffig spinnerag; Het leek een put, waarin de lichte dag Op 't donker dreef, vol schimmige figuren; Enk'le geluiden van de naaste buren Plonsden als steentjes d'rin: een naam, - een lach. Hij zag de zwaluwen als zwarte stippen Vlak onder 't geel van de avondwolken glippen; Daarna, in 't blauw, vond je hen moeilijk weer. En 't fijn getjisper van hun zwenkend piepen, Dat scheen de hooge stilte te verdiepen, Droppelde als regen in zijn afgrond neer. Vorige Volgende