Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] ['k Voel mij de mensch niet meer dan 't dier verwant] 'K voel mij de mensch niet meer dan 't dier verwant: Mijn voortijd eer 'k in kunstige infuzoren; 'K vervloei, hen ziende, in schem'ring vreemd verloren, Waaruit tot mijn ziel Brahman is ontbrand; De vonkjes eer 'k, uit wier heilig verband Ik ben, een vlam, meer dan hun som, geboren, Zooals een Boeddhabeeld, dat als een toren Over de wereld ziet, uit korrels zand. En de eiken aai 'k: zij voor mij aaiend reiken Naar Brahman's zon, die hen, mijn waaiende eiken, Vroeg 's morgens, 's avonds 't laatst bediadeemt: Niets dierlijks, mensch'lijks, ja - want Brahman ken ik Als 't wereld denkend Eene, en Brahman ben ik - Mij is, Zijn Zelfbesef, niets godlijks vreemd. Vorige Volgende