Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] [En als de storm 't zwiepende weefgetouw] En als de storm 't zwiepende weefgetouw Vastmokert op nachtlijke vastelanden, En wereldzeeën blauw en goud doet branden Onder zijn spoel, een streep van goud en blauw, En dan voor de ingang van cyklopenbouw, Een berg elk. rotsblok met duiz'lende wanden, Tot groet aan morgenzon met trotsche handen Zijn regenboog zich omsjerpt, hel op grauw - Dan voel 'k, boven werklijkheidswaan gerezen, Mij als de Zelfontplooiing van God's Wezen, En mijn ekstaze weet: Ik ben 't, die werp In dond rend heen en weer langs gouden banen De bliksem over flikk'rende oceanen; Ik ben de storm, zijn weefgetouw, zijn sjerp. Vorige Volgende