Brahman. Deel 1(1919)–J.A. Dèr Mouw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] ['k Zend, ijmker, dikwijls mijn gedachtenschaar] 'K zend, ijmker, dikwijls mijn gedachtenschaar Uit zwermen, als de nacht te schitt'ren staat Van wereldbloemen, die ontluiken laat De Groote Ziel, ontzaglijk viznair. 'K ben vreemd in elke aanwezig en vergaar, Wat mij van eeuw'ge essentie tegenslaat: Zoo geurt dan in mijn ziel, een honingraat, De witte roos van Berenike's Haar. Mijn liefde leidt hun halfbewuste zwerm Naar sterreperken langs de Melkwegberm, Mijn pauwoog, mijn mystische nachtkapel: Zij dragen naar hun huis de heil'ge vracht, En kneden uit mijn woorden, wit en zacht, Mijn verzen samen, cel naast sterlichtcel. Vorige Volgende