- Als je zo naar buiten leunt, zei Alissa, dan lijkt het net of het huis voorover valt.
- Ja, bevestigde Adrienne.
- Ik moet er niet aan denken, zei Alissa.
- Maar ik denk er aan, antwoordde Adrienne.
Eens was Alissa erg kwaad op ons. Zij zei: ‘Als ik heel groot ben en jullie zijn heel klein en als jullie dan in het ziekenhuis liggen, dan kom ik niet bij jullie op bezoek’.
Toen een tante van mijn vrouw gestorven was, zei Alissa: ‘Als er iemand dood gaat, dan moet eigenlijk zijn hele familie ook doodgaan’.
Op een keer zei Alissa: ‘Ik wil geen oude pappa en geen oude mamma. Ik wil dat jullie altijd jong blijven.’
Op een middag kwam Alissa bij mij en zei: ‘Ik ben verliefd.’
- Werkelijk? vroeg ik.
- Ja, vanmorgen ook al, antwoordde zij.
Zij vertelde mij dat een jongen uit haar klas haar had gevraagd of zij met hem wilde ‘gaan’.
- Wat betekent het, dat een jongen met een meisje gaat? vroeg ik haar.
Zij antwoordde: ‘Zij gaan samen naar een park en gaan daar op een bank zitten.’
- Hebben jullie dat al gedaan? vroeg ik.
- Wij zijn wel in een park geweest, antwoordde zij, maar er zaten allemaal oude vrouwen op de banken.
Ik vroeg Alissa: ‘Weet jij wat dromen is?’
Zij antwoordde: ‘Dromen is denken in je slaap’.
Toen Alissa pas op school was, kwam zij vlak voor Kerstmis thuis en vroeg mij of ik wist waar de mensen van afstammen. Niet beter wetend antwoordde ik: ‘Van een apensoort die nu niet meer bestaat’.
- De meester zegt, dat de mensen beslist niet van de apen afstammen, wees zij mij terecht.
- Waar dan van? vroeg ik, met hoop in het hart.