stilte van de nacht, soms niet luider dan de ademhaling van de moeder, het kraken van vaderlijke gewrichten.
Om beurten spelen de ouders met het kind. De vader neemt het de moeder van de arm, maar weet er niet zo goed raad mee, omdat hij onbedreven is in de handgrepen van de verzorging. Er heerst een strenge regelmaat in de kinderkamer, een tucht als in een kazerne, een eenvoud in voeding, kleding en gewoonte als in een klooster. Het leven is onthoudzaam, verheven in zijn afzijdigheid. Het kind is het meest het bezit van de moeder. Zij verzamelt de kennis en vertelt ervan. De vader buigt zich ongeduldig over de wieg, op zoek naar verwantschap, hunkerend naar een antwoord op zijn liefdesverlangen. De eerste tanden onthullen de oorspronkelijke tandeloosheid, de kale plek achter op de schedel toont de dunheid van het nesthaar. De nageltjes zijn zacht. Op lippen en tong komen blaren van het drinken. De ogen verkleuren. Het donkere grijs wordt blauw.
Het kind verliest zijn nieuwheid. De ouders zien het smelten, verwikkeld raken in de allereerste beginselen van het levensspel. Het grijpt naar alles zonder onderscheid. Het oor van de vader is niet eerbiedwaardiger dan de kwast van een sprei. Het kind steekt zijn kleine vinger in de neusgaten en de mond van de moeder, die deze onderzoekingsdrift, dit verlangen naar destructie verzaligd over zich heen laat gaan. Het kind wordt een mededingster van de vader en wekt in de moeder gevoelens, die het besef van zijn liefde evenaren en soms overtreffen. Dankbaarheid wordt met een glimlach geuit en aanvaard. Het licht in de kamer wordt veranderd, krijgt een toegevoegde kwaliteit. Het huis wordt voor een hoge bestemming opgeruimd, de meubelen tot heil van de mensheid gewreven. De melkboer is een afgezant van de koe, de groenteman heeft een opdracht van de jaargetijden. Liefde is een dwang die wij als de hoogste vrijheid ondergaan. Wij mogen wat wij moeten.
De vader is naar de burgerlijke stand gegaan om zijn kind te laten registreren, het een naam te geven. De moeder gaat ermee naar de dokter. Het wordt onderzocht, betast, gewogen en gemeten, ingeënt. Een kleine administratie is op gang gebracht, een boekhoudkundig oog blijft zijn leven lang op de staatsburger gevestigd. Het kind wordt voortbewogen, aan- en uitgekleed, versierd en toegetakeld, opgetild en neergelegd, gesust, in slaap gewiegd, voorzichtig wakker gemaakt, toegesproken in de moedertaal waarnaar het verwonderd luistert. Het lacht om het blinken van een oog of van de lamp. Het rukt aan de neus