gezien. A. zegt: Ik ben er zo van overtuigd dat wij allemaal in het paradijs zullen komen, dat wij elkaar op aarde niet hoeven te zien.
Tot de versiering van het boekenbal behoren enkele reusachtige portretten van schrijvers. Aan het slot, bij de algemene sloperij, worden ook deze portretten mee naar huis genomen. Het portret van v.V. blijft lange tijd hangen. Eindelijk probeert J.P. het van de muur te trekken, wat hem aanvankelijk niet gelukt. Zijn vrouw, die met v.V. getrouwd is geweest, staat er bij en roept ongeduldig: Toe J., laat het maar hangen. Wij hebben er thuis al zoveel van.
De dichter A.M. heeft de humorist S.C., die in zijn vrije tijd satirische verzen schrijft, de les gelezen over een sonnet waarin S.C. zich oneerbiedig uitlaat over enkele alleen met hun beroep aangeduide aanhangers van de derde weg. A.M. stuurt S.C. het krantenknipsel. S.C. schrijft A.M. een bedankbriefje met de ironische ontboezeming dat A.M. hem zo goed begrijpt, eigenlijk de enige is die hem begrijpt. Blij en trots laat A.M. het briefje aan R.R. lezen. Zij vraagt: Denk je niet dat het ironisch is bedoeld? - Nee nee, geen sprake van, verzekert A.M. haar.
Het sonnet is enkele jaren geleden door S.C. op een avond van het tijdschrift M. voorgelezen, een breed tijdschrift dat alles publiceert wanneer het maar kwaliteit heeft. De dichter A.D., zelf een aanhanger van de derde weg, voelde zich in zijn wiek geschoten. Omdat hij een vredelievend man is verliet hij de zaal niet, maar stond van de eerste rij op en ging achter in de zaal zitten. W.v.N. merkte op: Zie je, dat is nu de derde weg. Hij wil niet helemaal blijven en ook niet echt weggaan.
M. vertelt mij: De communistische romancier T.d.V. werd vorig jaar, zo kort na de gebeurtenissen in Hongarije en de strubbelingen in het Hollandse PEN-centrum, niet voor de jaarlijkse boekenmarkt uitgenodigd. Dit jaar was hij er weer wel.
Ik krijg de gedichten van G.K.A., een zeventienjarige gymnasiast, te beoordelen. Ik schrijf het volgende kwatrijn over.
Simon Vestdijk, Simon Vinkenoog en Simon van het Reve,
drie schrijvers, of eigenlijk maar twee,
twee Simons om van te sidderen en voor te beven,
want Simon Vinkenoog die telt niet mee.