bij andere kranten het dubbele kreeg enz. Plotseling brak hij het gesprek af. Dit was niet de juiste plaats en het geschiktste ogenblik om over geldzaken te twisten, vond hij. Even later stonden wij voor v.V. Ik liet B. de voorrang.
Er vormden zich discussiegroepjes: ik zag drie essayisten bij elkaar zitten. J., bleek en met grote ogen, was al vermoeid. De bar was te vol om te benaderen. Daarna werd het vrij snel leger, hoewel sommige gezelschappen het zich gemakkelijk maakten. Hier en daar klonk wat luidruchtigheid van experimentele oorsprong. 's G. sprak mij over de spellingkwestie van de Couperus-uitgave: onjuist dat F. de lieve mevrouw C. op de vooravond van de herdenking een beschuldigende of althans verwijtende brief had geschreven. V., een der ondertekenaars van het protest, bleek tegen honorering bereid uit Couperus voor te dragen. Later sprak ik met K. over het vertalen van opera's. K. spreekt langzaam, bijna slepend en alsof zijn gesproken letterschrift niet meer tot scherpe omtrekken in staat is. Zijn blik komt uit een nevel. Wij zagen R. met de vroegere vrouw van B.; R., hoewel reeds in de zestig, nog altijd jeugdig. Mager lichaam, groot enigszins rood, maar gedistingeerd dichterhoofd. Stijf in zijn bewegingen en met scheve hoofdstand. J. kwam afscheid van ons nemen, omdat hij met vrienden elders ging borrelen. De drank was hem hier te duur.
In de ontvangkamer stonden v.V. en zijn vrouw er als een bruidspaar bij, aan de grond genageld door de huldiging. Zouden zij het laatst opbreken en in wat voor stemming? Misschien moest men hen, verzadigd van eerbetoon, wegdragen. De vorige vrouw van v.V. was niet aanwezig, wel zijn voorvorige. Dat zou wel eens de volgorde bij huldigingen kunnen zijn. De voorvorige, altijd in een blouse van tule waardoor het sproetige bruin van haar huid heenschijnt, liep een beetje eenzaam, maar met onverminderde nieuwsgierigheid rond. H. was er, maar G. niet, omdat v.V. blijkbaar slechts met de helft van dit echtpaar is gebrouilleerd. Er was niemand van de regering, vertelde men. D. sprak mij over zijn Duitse reis. Zijn vrouw lachte voortdurend, omdat zij dat zo goed kan.
Hoe vaak is men in staat iemand te huldigen en bereid een huldiging te verdragen of uit te lokken? Een huldiging eens en voor al, in de plaats van inwoning, schijnt niet meer voldoende. Men reist als een acteur het land door en laat zich lof toezwaaien in iedere stad die