niets afstotends. Integendeel, het verhoogt de aantrekkelijkheid, verdubbelt de begeerte. Het toont aan hoever de idee, die wij ons van vrouwelijke schoonheid maken, gaan kan. Een grensgeval. Wanneer men deze schoonheid eenmaal heeft aanvaard, springen de begeleidende attracties, waarover een slank lichaam in mindere mate beschikt, in het oog: loomheid, verhoogde warmte-uitstraling, dromerigheid van de bewegingen, onloochenbare zichtbaarheid. Zelfs haar blikken lijken weldoorvoed. Forse langzame landelijke blikken, geknipt voor de avond en de nacht. Het uittrekken van haar mantel maakte op mij de indruk van een beginnende ontkleding, die uit respekt voor de goede zeden niet werd voltooid.
Ik dacht voortdurend aan Kafka, zag er iets absurds in dat er lezingen over hem worden gehouden, terwijl hij zijn werk wou laten vernietigen. Bij een passage, die over Kafka's angst voor de muziek handelde, begon op een andere verdieping prompt een piano te jengelen. In het eerst, toen ik met A. alleen was, moest ik erg aan zijn tics wennen. Ik vatte het bektrekken op als een antwoord op wat ik vroeg of zei, een mimische aansporing tot misverstand, omdat ik niet altijd het verband begreep tussen mijn woorden en het optrekken van de wenkbrauwen, de starende blik, het muisachtige spitsen van de lippen. Later werd het mij duidelijk dat het allemaal niets met mij te maken had. De tics waren er zoals het weer er is, en zoals de arme mensen er zijn, zoals Jezus zei.
Ik vroeg R.N. of hij de dichter W.B. kende. Hij had hem, vertelde hij, eens een avond op bezoek gehad en hem daarna met de auto naar zijn hotel gebracht. De volgende ochtend, nadat R. was opgestaan en zich in de badkamer waste, werd hij door B. opgebeld, die hem vroeg of hij soms het lintje van zijn ridderorde had gevonden. R. ging in de huiskamer kijken en vond het lintje onder een stoel. In de loop van de ochtend kwam B. het halen.
S.V. vertelde mij dat de uitgever S. zich in Parijs bij de Unesco aan iemand moest presenteren. Met S. liep hij de stenen trappen van het gebouw aan de avenue Kléber op, toen hij zich herinnerde dat hij iets vergeten had. Hij liep terug naar zijn auto, trok het portier open en bukte zich naar binnen. Even later kwam hij overeind en voegde zich bij S., in zijn knoopsgat de bouton waarin hij zijn drie ridderorden had laten aanbrengen.
Ik zelf bracht eens een bezoek aan G., ten huize van zijn schoon-