De dichtkunst(1698)–Anna Morian– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Op den inhoud van myn rymwerk. ZIet hier een nedrig werk, niet waard het ligt t' aanschouwen, Dat konst nog zwier vertoond, der brave digt'ren lof. De vrientschap wekt myn geest, en somtyds hemelstof, De keurelyke toon, die niemant kan berouwen. Mogt ikze naar waardy met liefde en lof ontvouwen, En zong ik Jesus roem, niet duister, laauw nog dof! Maar ag myn lage geest, gekerkerd in een grof En drukkend lighaam, derf zig nooit wat groots betrouwen. Hoewel een lust naar God myn boezem heeft ontvonkt, Nog word zyn grootheid maar van verre en flau belonkt, Dies zoek ik sterkte en ligt in and'ren raad te geven; Wie leerd met wysheid, die niet van zig zelf begint? Die dan met my een hoogste oneindig goed bemind, Zoek God; daar vindmen rust, ligt, blydschap, sterkte en leven. Vorige Volgende