De dichtkunst(1698)–Anna Morian– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] 't Uitneemend nieuws By gelegentheid van 't nieuwe Jaar. GY die altyd wat nieuws bemint, Die 't werelds schoon zoo lieflyk vind, Door hare wellust vast gekluisterd; Let op 't bestier, dat God hier houd, De nieuwe dingen worden oud, En al haar schoonheid heel ontluisterd. De wereld met haar schyngoed vlied; Haar schoone glans versterft; men ziet Haar magt ook van de tyd gedwongen: Wie op dien rietstaf leunend drukt, Ziet al zyn toeleg los mislukt, En 't hert door droefheid fel besprongen. Daar is nogtans wat nieuws en schoon, Dat door de tyd ontfing nooit hoon, Ook aan zyn ryksstaf niet verbonden, Een nieuwe geest en vast gemoed, Daar deugd haar luister schynen doed, Door tyd nog ouderdom verslonden. Zie hoe de jaren vloejen heen. Ons leven rold al voort met een, Zoo ydel, droef en kort van dagen. Wel hem, die zig in tyds ontslaat Va[n] 't oud, verderflyk, ydel kwaad, Om Gode alleen zig op te dragen. [pagina 15] [p. 15] Des werelds grootsheid, schat en lust Vermoeid, verbysterd en ontrust, Dog kan de ziel geen voedsel geeven; Maar die naar God zyn toevlugt wend, Zal, als zyn loopbaan is volend, Beërven 't eeuwig zalig leeven. Vorige Volgende