| |
| |
| |
Voorreden tot den leser.
Goed gunstige Leser,
't BEhoorde buiten alle tegensprekinge te zyn, dat de voruwen van minder oordeel en verstant zyn dan de mannen; en dat zy, hoe ook in konsten en wetenschappen opgetogen, van vele der zelver overtroffen werden, die diergelyke behulpmiddelen genieten. De swakheid van haar lichchaam, end hertstogten daar mede gepaart, nevens de meerderheit van ongemakken, die zy, en byzonder trouwende, kunnen onderhavig zyn, doen haar niet opklimmen tot zoo een hooge trap van verstandelyke wysheit.
| |
| |
En wie kan twyfelen, dat zulx de gestadige ervarentheit leeren zou: want de geschiedenissen toonen ons, dat de mannen de regeringe hanthaven, en zelve, indien z' op de naem van een vrouwe gaat, raadgevers en uitvoerders vande gewigtigste zaken geweest zyn: Ook laten zig de vrouwen, behoudens zekere vieringe aan haare sinlykheit en eergevinge als aan swakkere vaten, leyden, en zy laten toe, datmen haar de mannelyke wetten doe ontfangen, en gehoorzamen: ten laatsten blykt het, dat alles, 't welk in 't menschelyk geslagte tot des zelfs volmaaktheid onderrigt en voortgeplant wort, het werk der mannen is.
Dit alles nogtans en verhindert niet, datmen Vrouwen ontmoet, door tedre gevoelingen, en slommer van den houwelyken staat niet verhindert, die eenzaam onder 't onderzoek der wysheit levende, verre gekomen zyn, en blyken hebben gegeven van mannelyke gedagten over zaken van staat, en menschelyken omgang; nevens godgeleerde bespiegelingen en leeringen; en insonderheit die verre in de kennis van talen, outheden en geschiedenissen zyn gevordert geweest; gelyk daar de geheugenisse en kragt van inbeeldinge, die haar natuurlyker zyn, meest van nooden bevonden worden.
Nadien nu dit in 't onderzoek der H. Schriften zeer noodig is, daar de zaken der openba- | |
| |
ringe niet zoo zeer verstaan, als verbeelt worden onder schaduwen, zinnebeelden en gelykenissen; God zig na de swakheid der menschen schikkende, en dewyl aan een yegelyk zonder onderscheit 't onderzoek der goddelyke openbaringe zoo dierbaar is aanbevolen, met de belofte van aanwas in kennisse en gerustheit onder 't Euangelium; en 'er in onze tyd zeer vermaarde lichten zyn opgestaan; om den weg tot Gods menigvuldige wysheit gemakkelyk te maken; zoo is 't geen wonder dat de werkinge van den Geest der belofte, op alle vleesch zonder onderscheit uitgestort, vrouwen verwekt, die uitmunten ter heerlykheit Gods, opbouwinge van voorname Christenen, en nayveringe zelfs van geleerde mannen.
Die een voornaam voorbeelt daar van begeert, uitblinkende onder zeer veele dier vrouwen, welker lof in schrift is nagelaten, beschouwe of erinnere zig de zegenryke gedachtenis van Juffr. Anna Morians, welkers nagelatene gedigten wy te grooten deele aan de waerelt bekent maken; zoo wel door eig'ne genegentheit, als door sterk aanhouden van welmeenende Christenen, die ten laatsten van de Vrienden 't afschrift veler gedigten hebben verkregen, nevens vergunninge, om de zelve onder de drukpers te mogen brengen.
't Zal derhalven noodig zyn, datwe zonder vleyery iets van haar leven aanteekenen; om | |
| |
eenige klaarheit aan deze schriften toe te brengen.
In haare eerste jeugt vertoondese zedigheid en opmerkinge, 't verstand wies met den aanwas der jaren, en te gelyke met een godvrugtige opvoedinge, de lust tot heilige overdenkingen; zoo datze scheen van de Goddelyke voorzienigheid geschikt tot hooger dingen, als de menschen gemeenelyk betragten; alzoo ook in haar meer de kragten van de geest, als van't lichchaam werksaem waren, heeft zy zig al meer en meer met 'er tyd geschikt tot een neerstig onderzoek van de Goddelyke waarheit en Christelyke deugden; om inwendig versterkt te worden door kennisse en genade; waar toe veel heeft geholpen den omgang met vrome en verstandige mannen, die vermaak schepten in haaren yver, leersaamheit en zoete maniere van leven.
Dog hoe menigmaal ging de geest en lust verder, als 't de sterkte van 't lichchaam dragen kon! zoo dat haare genegentheid binnen enger palen van tyd der onderzoekinge en stoffe menigmalen besloten wierd, en haare logge geest, zelfs in de vaardige oeffeninge der Christelyke pligten moest worden opgewekt, zoo van haar zelve, als van and're, gelyk by diergelyke voorvallen vele gedigten gemaakt zyn, vol van zoete gedagten en kragtige uitdrukkingen.
Dus heeft zy verscheidentlyk met de swakhe- | |
| |
den haares lichchaams moeten worstelen; zomtyts haar werk afbreekende, dan op nieuws als met een versch geborene lust aanvangende; dan eens haare gaven aanleggende met vermaak tot velerhande nutticheden van vrienden en andere menschen, toenemende door alle die beproevingen in de kennisse van zig zelven, van God, en zyne menigvuldige wysheit, overdenkende de goddelyke wet dag ende nagt, en (dat verder gaat) de grondtale van 't O. Testament, en outheden, dienstig tot verklaringe de H. Schriften, onderzoekende.
En aldus is 't, dat de goddelyken yver allengskens de kragten van 't lichchaam verslonden heeft; om de geest tot meerder volmaaktheid op te leyden; gelyk zy dan in de laaste jaren zeer vele swakheden is onderhavig geweest, tot zy haare ed'le ziele met gerustheid aan haaren God heeft overgegeven.
Nu; om al nader ons oogwit te bereiken, gelyk zig haare genegentheit tot de Digtkunde sterk uitstrekte, en zy daar in van d' Hr. Moonen, en and're groote digteren opgewekt, vry verre was toegenomen, zoo in goed Duits, als spreekwyzen, geestige en mannelyke gedagten, vloeientheid van rym, selv' inde Franse tale; zoo heeft zy zig verre van 't misbruik der Ed. Digtkunst tot dertelheid, byzonder tot heylige gezangen overgegeven; gelyk dan nu de zel- | |
| |
ve door den druk de Christenen worden opgedragen, en zoo ik mein, met die goede hoope, van wel stand te zullen houden nevens en boven vele andre, die 'er nu en dan voor den dag zyn gekomen: zoo, om de verandering van stoffe, rym, kragtige afschilderingen, godvrugtige zedelessen, schetzen van Gods H. Raad, Verbonden, Testamenten, Huishoudinge, Voorbereyding ten H. Avondmaal, en Vertroostingen in velerhande voorvallen; gelyk in die vierderley stoffe met aandagt kan worden gezien, te weten de H. Gedigten, Mengel- Verjaar- en Rouw-gedigten; waar in wy verzoeken, waarde Lezer, dat ge uw vermaak en nut zoekt, met dankzegging aan Godt, die uit zoo swakken vat zulken sterkte heeft gegrontvest. Vaart wel.
|
|