Omstandig journaal van de reize naar Groenland, gedaan door commandeur Maarten Mooy, met het schip Frankendaal
(1787)–Maarten Mooy– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
schooten onze Sloep weder vast, en kreegen ons zesde Vischje zeer gelukkig; van deeze gelukkige kans maakte wy weder gebruik, ’t geen ten gevolge hadt, dat wy ons zevende Vischje met de andere zeer gelukkig ’s namiddags aan boord kregen; wy gingen op hoop van meerder vangst weder op de Brandwagt, des avonds de Wind O.N.O. en donker van de Mist en Sneeuw, wy kreegen een lager aan ’t Veld, dat is, dat wy de Wind vlak op ons hadden en geen gelegenheid hadden om te kunnen vluchten; gingen ’s nachts aan ’t flensen, de drie gevangen Visschen, gissen twee van 10 à 11, en een van 11 à 12 Vaten; een van 3 voet, een van 4½ voet, en een 5¼ voet baard. Ga naar voetnoot+ | |
[7 Juny 1786]Woensdag den 7. ’s morgens de Wind N.O. met styve koelte en buyïge lucht, hadden een regelregte Lager, doch bleef nog ruim boven ons, ’s namiddags kreegen wy ons werk met flenssen gedaan; ’t klaarde een weinig op, lagen eenigzints beslagen door los schoft (klein Ys), en wierden nog wel een enkelde Walvisch gewaar op de ruimte; des avonds de Wind N.N.O. met Zonnenschyn en styve koelte. | |
[8 Juny 1786]Donderdag den 8. ’s morgens de Wind Noorden met variabel weêr, wy konnen 50 à 60 Scheepen zien, meest aan de Zuidkant van dit stuk leggende, vernaamen ook dat ons Veld sterk draaide met de Zon; wy maakten ons gereed, en begonnen aan ’t afmaaken, dat is met klein hakken, om het zelve in de Vaten te | |
[pagina 22]
| |
doen; ’s namiddags vernaamen niets, lagen van enkelde groote Schotsen eenigzints bezet, doch het Ys liep ons tot dus ver altemaal mis, de Vlarden die hier lagen waren ontelbaar, ’s avonds de Wind aan ’t N.N.W. met zeer mooi weêr en grauwe lucht; wy kunnen niet nalaten by dit ons overschryven iets te herinneren, ’t geen niet dan van agteren kon beschouwd worden; wie zyn de ondoorgrondlyke bestieringen en wegen van den Alwyzen Godt bekent? Het behaagt Hem immers zich aan ons te ontdekken naar zyn welgevallen, en ter zyner tyd; want had het zyne wyze Voorzienigheid behaagt, ons in den zin te geeven den verdere hoopende Vangst te staaken, wy hadden als toen (namentlyk heeden) de volmaaktste gelegenheid gehad om uit het Ys los te komen en ons Retour te aanvaarden; wy hadden ons als dan bevryd gezien van alle die bitterheden, dewelke ons naderhand te beschryven staan, en ons overgekomen zyn; dan laaten wy berusten in den wyzen wil van onzen Hemelschen Vader. | |
[9 Juny 1786]Vrydag den 9. ’s morgens de Wind N ten W. met variabel weêr, kreegen wy een Engelsch Schip by ons aan ’t Veld, doch te ver van hem af, om hem te kunnen beroepen of te spreeken; wy lieten ons Volk zestien Glasen slaapen; ’s namiddags gingen weder aan het werk, vernamen als toen niets, ons Veld draaiden niet meer, ’s avonds de Wind Westelyk en stil; wy hadden gedaan met afmaaken, en bevonden het geen wy gesneden hadden 95 Vaten, 17 Pypjes Spek en 21 Vaten Kreng; zagen een Walvisch. | |
[10 Juny 1786]Saturdag den 10. ’s morgens de Wind Westelyk en Zuidelyk, doch zeer stil, werpte wat by ’t Veld op voor de Vlarden, die naar ons toekwamen; wy hadden het hier zeer gevaarlyk, ligten ons Roer en zetten eenige Victualy op het Dek, want alhoewel wy, zo als reeds vermeld is, van alles in de ruimte voorzien waaren, zo dat ons Scheepsvolk altoos getuigde hier in de Directeurs nooit genoeg dankbaar te kunnen zyn, zo wisten niet welk gevaar ons nakende was; wy hadden circa 30 Scheepen in’t gezicht, | |
[pagina 23]
| |
raakten zwaarder bezet, doch bezuiden ons was meest los Ys, des avonds styve koelte uit het Zuiden. |
|