Omstandig journaal van de reize naar Groenland, gedaan door commandeur Maarten Mooy, met het schip Frankendaal
(1787)–Maarten Mooy– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omstandig Journaal eener Reize naar Groenland.Nimmer hadt ik het denkbeeld kunnen vormen, toen ik ’t eerst de pen op ’t papier zette, om dit myn Journaal te schryven, dat het van zulke aanmerkelyke Lotgevallen zoude opgevult zyn, als ik onder de wonderbaare Bestiering des Allerhoogsten met andere Reisgenooten heb moeten ondervinden. Alles wat ik van des Heeren goedheid wenschen konde, stondt voor my gereedt by myne Uitreize, een Welgecalfaat Schip (Frankendaal) met eene gezonde en frissche Equipagie, en van alles ruim gevictualiëert, en wel voorzien, deedt my op eenen gewenschte uitslag van myne Destinatie en Retour, onder aanroeping van den Goddelyke bystand, hoopen en vertrouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eenige, ’t welk ik my hierby te herinneren heb, is, dat ik my by myne Uitreize wel niet in de beste lichaamsgesteldheid bevondt, want alhoewel ik gezond van harten was, werd ik nogthans op een buitengewoone wyze met de Jigt gekweld, doch hier van ben ik ook, God lof! weder hersteld geworden. Dan onze gedachten zyn niet altoos de gedachten des Heeren, en onze wegen niet altoos de zynen; dit hebben wy waarlyk op onze Reize op ’t allerduidlykst ondervonden, gelyk zulks uit dit Dagverhaal middagklaar blyken zal. Zo streelend het vooruitzicht van onze Uitreize was, hoe gelukkig ook den Vangst ons in den beginne toescheen, en wy ons vleiden met eene volle Lading te zullen t’huis komen, zo wierden wy echter in den uitersten nood gebragt; zo dat onzen toestand allerdeerniswaardigst en hooploos wierd. Dan hoe zeer en lang ons dit noodlot drukte, als van den 9. Juny tot den 24 November, en dus ruim 5 maanden; wy riepen tot den Heere, en Hy heeft ons uitgeholpen, onze herten met dankbaarheid vervult, en onze lippen van juichens doen overvloeyen: “Ja, Heere, wy riepen tot U in onze nood, en Gy hielp ons uit onze angsten; Gy zond uw woord, Gy redde ons, dat wy niet stier- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven, dus moeten wy U, ô Heere danken voor uwe goedheid en voor uwe wonderen die Gy aan de menschen kinderen doet. Wy danköfferen en vertellen uwe Werken met vreuchde, wy die met Scheepen op de Zee voeren, en haaren Handel dreven in groote Wateren; wy hebben, ô Heere! uwe werken bevonden, en uwe wonderen in de Zee; gy geeft sneeuw als wolle, strooit rym als assche; wie kan blyven voor uwen Vorst! Gy spreekt, zo versmelt het; Gy laat uwen wind waayen, zo ontdoit het. Uw eere, ô Heere! is eeuwig. Gy hebt een welbehagen aan uwe werken; dies willen wy U zingen ons leven lang, en U onzen God loven, zo lang wy zyn. Onze redenen moeten U welgevallen, wy verheugen ons in den Heere.” Na dus den Allerhoogsten onzen openbaaren dank betuigt te hebben, voor onze gelukkige uitkomst in onzen jammerlyken nood, kunnen wy overgaan om ons Dagregister hier op te laaten volgen, waar uit onze Leezers zullen ontdekken, of wy niet de gegrondste redenen hebben, om de eer des Heeren ons leven lang te loven en hem te danken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[22 April 1786]Het was op Saturdag den 22. April des voorleden Jaars 1786. dat wy ons Anker ligten van voor de Stad Amsterdam, met een zeer gunstige wind, en zo als voorzeid, van alles rykelyk voorzien, met een welgecalfaat Schip en zeven Sloepen. Onze Equipagie bestond uit 45 Koppen, blykens de volgende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Monster-Rol van ’t Schip Frankendaal, gevoerd by Commandeur Maarten Mooy, onder directie van de Ed: Heer Jan Gildemeester, Jansz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Matroosen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[2 Mai 1786]Dingsdag den 2. Mai, ’s morgens de Wind N.W. met heel mooi weer, lagen by ’t horntje van Texel, zouden gaern daags te vooren onder zeil gegaan hebben, maar moesten door tegenwind weder ten Anker, doch de wind spoedig veranderende gelukte het ons des namiddags, de Wind W. ten Z. en W.Z.W. ons Anker te ligten, en in Zee gingen uit het nieuwe Gat met 16 à 17 Scheepen, waar onder 13 Groenlandsvaarders, hier van my bekend Commandeur Willem Borst, de Ystroom, Pieter Koning, de Assurantie, Cornelis Rickels, de hoopende Visser, dewyl ik de voorste van hun allen was, heb de anderen door de verre distantie van agteren niet konnen bekennen, wy kwamen de klok half twee behouden in Zee, op dit oogenblik sprak ik myn Volk aan, en in ’t byzonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herinnerde ik myn drie Zoons dat dit nu de zeventiende Rys was, dewelke ik met God, en zulks wel voor een en dezelfde Patroon, zoude onderneemen; waar op zy my wenschte dat God ons ook wel weder gezond en behouden Rys zoude verleenen, en ons op zyne hulp verlatende, gingen wy van de Uyterton af N. ten W. aanzetten, Bramzeyls en Lyzeyls by, ’s avonds de Wind Z.W. met Bramzeyls koelte, stuurde ten Noorden aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[3 Mai 1786]Woensdag den 3. ’s morgens de Wind Zuiden, met styve koelte en regen, namen een Rif in onze Marszeyls, en maakten ’t Bramzeyl vast; zagen een Schip, ’t welk voorn: Willem Borst was, dewelke wy circa 2 à 3 dagen in ’t gezicht behielden, ’s namiddags afgezet N.N.W. ½ N. 36 ¼ Myl gegiste breedte, was 55 gr: 17 min: lengte 19 gr: 4 min: ’s avonds de Wind Z. ten O. met styve koelte, en donker regenagtig weêr, namen de twee reeven in onze Marszeyls, en stuurde ten N. ½ O. ’s nagts de wind Z.O. stuurde N. ten O. aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[4 Mai 1786]Donderdag den 4. ’s morgens de Wind Z.O. met zwaare koelte en donkere lugt; wy namen onze laatste reven in onze Marszeyls, maakten onze Marszeyls vast, en lenste voor de Fok, de Wind O.Z.O. met Storm, ’s middags zetten wy af N. ten W. 40 Mylen, gegiste breedte was 57 gr: 54 min: lengte 18 gr: 8 min: gingen ten Noorden aan; 's avonds handzaam weêr, Zyl en Marszyls weder by, en stuurde N. ten O. de Wind O. ten Z. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[5 Mai 1786]Vrydag den 5. was het weêr geheel bedaard, de Wind nog O. ten N. met mooye Zonneschyn, wy staken onze reven weder uit, en zetten onze Bramzeyls by, wy konden toen N. ten O. zeilen, ’s middags bevonden breedte van 59 gr: 45 min. zetten af N.N.W. ½ N. 26 3/4 myl, gegiste breedte was 59 gr: 35 min: lengte 17 gr: 2 min: ’s avonds de Wind O.N.O. met Bramzeyls koelte, kwamen tegen Hitland aan, en hadden het Eiland Hanglip op ’t Compas W. ten N. van ons 4 à 5 Mylen, wendde Oost over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weêr en Wind als vooren, konde 3 Scheepen zien, die met ons over heen lagen en kruisten met de tegenwind, doch konde door de verre afstand niet ontdekken welke het waaren, ’s middags niet afgezet, stelde myn bestek op bevonden breedte, en afpeiling van het land, bevonden breedte was 60 gr: 10 min: wendde 3 Myl dwars van voorn: Eiland Hanglip, hadde toen lengte van 15 gr: 32 min. op de Kaart; er kwamen nog twee Scheepen tegen ons aan, ’s avonds de Wind by ’t N.O. met mooy weêr, en konden O.Z.O. zeilen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[7 Mai 1786]Zondag den 7. ’s morgens de Wind N.N.O. en N.N.W. met variabel weêr; wy hadden toen 4 Scheepen in ’t gezicht, daar van alleen bekent Lourens Keuken, ’t Schip de Koornbeurs van Amsterdam, ’s middags afgezet O. ½ Z. 8 Myl, gegiste breedte 60 gr: 7 min: lengte 16 gr: 41 min: was stilletjes, wy gingen aan ’t Visschen om bezigheid voor ’t Volk, en vingen een Koolvisch Ga naar voetnoot+, een Schelvis en twee Haayen, ’s avonds halsde Ga naar voetnoot+ West over met aanwakkerende koelte uit. N.O. ten O. maakte onze Bramzeyls vast, konde N.N.W. zeilen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[8 Mai 1786]Maandag den 8. ’s morgens de Wind by N.O. met styve koelte en graauwe lucht, kwamen weder tegen Hitland aan, halsde Oost over, konde vier Scheepen zien, denkelyk dezelve die wy daags te vooren gezien hadden, ’s middags staken het tweede Rif in onze Marszeyls, zetten af N.W. ½ W. 4 Myl, gegiste breedte was 60 gr: 17 min: lengte 16 gr. 15 min. ’s avonds halsde West over met goed weêr en regenbuitjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[9 Mai 1786]Dingsdag den 9. ’s morgens de Wind Z. en Z.O. met regenbuyen, doch goed weêr staken onze Reven uit en zetten Bramzeyl en Lyzeyl by, stuurde N.O. aan, ’s middags afgezet N.O. ½ O. 9 Myl, gegiste breedte was 60 gr: 39 min: lengte 17 gr. 9 min. gingen N.O. ten N. aan, konde 5 Scheepen zien, doch niet onderscheiden, ’s avonds de Wind Oost met mooy weêr, konde N.N.O. zeilen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[10 Mai 1786]Woensdag den 10. ’s. morgens de Wind Oost met styve koelte, maakte onze Bramzeyls vast, en staken een Rif in ons Marszeyls, ’s middags afgezet N. ten W. 16 ¼ Myl, gegiste breedte was 61 gr: 44 min: lengte 16 gr: 47 min: ’s middags namen wy alle onze Reven in, en maakte Voormarszeyl, Fok en Kruiszeyl vast, het waaide hard, ’s avonds de Wind Oost, met Storm, konde N.N.O. leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[11 Mai 1786]Donderdag den 11. ’s morgens de Wind Oost, en O. ten N. met handzaamer weêr, doch zwaare lucht, zette Fok, Voormarszeyl en Kruiszeyl by, zagen 2 Scheepen, doch door de verre afstand niet kunnen onderscheiden, ’s middags afgezet N.W. ½ N. 12 Myl gegiste breedte was 62 gr. 21 min. lengte 15 gr. 37 min. ’s avonds de wind O.N.O. met handzaam weer, konde noordwaarts zeilen met zwaare lucht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[13 Mai 1786]Zaturdag den 13. ’s morgens de Wind Noorden en N.N.W. met goed weêr, dog donkere laage lucht, had weder twee Scheepen flaauw in ’t gezicht, ’s middags afgezet N.O. ten N. ½ O. 16 Myl, gegiste breedte was 63 gr: 41 min: lengte 16 gr: 2 min: ’s avonds de Wind rondom ’t Noorden, met donkere mist, vlammen en Bramzeyls koelte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[14 Mai 1786]Sondag den 14. ’s morgens de Wind Noorden, met reefde Marszeyls koelte en graauwe lucht, konde O.N.O. zeilen, en hadden weer 3 Scheepen als vooren in ’t gezicht, ’s middags bevonden breedte van 65 gr. 6 min: zetten af N.O. 3/4 O. 20 Myl, gegiste breedte was 64 gr: 27 min: lengte 18 gr: 24 min: zetten myn bestek regt ten Noorden voort, ’savonds de Wind W.Z.W. stuurde N.N.O. met mooi weêr, zetten Bramzeyls en Lyzeyls by. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dags bevonden breedte van 66 gr: 9 min: zetten af N. ½ O. 17. Myl, gegiste breedte was 66 gr: 15 min: lengte 18 gr: 50 min: was zeer stil, zetten onze groote Steng en Wand aan, ’savonds een mooi koeltje uit ’t Z.O. zetten Bramzeyl en Lyzeyl by, stuurde N.N.O. aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[16 Mai 1786]Dingsdag den 16. ’s morgens de Wind O.Z.O. met Marszeyls koelte, konde een Schip, zonder het echter te kunnen onderscheiden, zien; ’s middags afgezet Noorden 31½ Myl, gegiste breedte was 68 gr: 15 min: lengte 18 gr: 50 min: bevonden breedte was 68 gr: 19 min: stuurde N.O. ten N. aan, ’s avonds kleine Marszeyls koelte en hol Water, de Wind O. ten Z. stuurde vol en by de Wind op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[17 Mai 1786]Woensdag den 17. ’s morgens de Wind O. ten N. nog met styve koelte en donkere zwaare lucht; wy konden N. ten O. zeilen, voor de middag zagen wy enkelde knolletjes Ga naar voetnoot+ Ys, er kwam een Schip tegen ons aan, doch ons onbekend, ’s namiddags wierd het drokker metYs, halsde Oost over, zetten af - N.W. 25 Myl, gegiste breedte was 69 gr: 55 min: lengte 18 gr: 20 min: ’s avonds hadden wy weêr en wind als vooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[18 Mai 1786]Donderdag den 18. halsden wy Noord over, de Wind N.O. ten O. nog met styve koelte, en donker van Sneeuwjagt; men konde N. ten W. zeilen, ’s middags halsde Oost over, en passeerde een zwaar stuk Ys, zetten af Z.O. ⅛ Z. 4½ Myl, gegiste breedte was 69 gr: 41 min: lengte 18 gr: 51 min: toen passeerde ons 4 Scheepen, maar onbekend, de Wind ’s avonds rondom N.O. met handzaam weêr en graauwe lucht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afgezet N.N.O. 1/6 O. 14 ¼ Myl, gegiste breedte was 70 gr: 4 min: lengte 21 gr: 53 min: ’savonds de Wind nog Z.Z.O. met Reefde Marszeyls koelte en donkere zwaare lucht, konden weder flaauw 5 Scheepen zien, stuurde N.O. ten O. aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[21 Mai 1786]Zondag den 21. ’s morgens de Wind nog Z.Z.O. en donker van regen, doch wat handzamer van Wind, ’s middags afgezet N.N.O. ½ O. 35½ Myl, gegiste breedte was 72 gr. 9 min: lengte 25 gr. 8 min: ’s avonds de Wind Z.Z.O. met mooi weêr en klaarde wat op, hadden weder 4 Scheepen in ’t gezicht, verdeelde ons Volk, dat is, het Volk wierd elk na zyne bekwaamheid tot zyn post benoemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[22 Mai 1786]Maandag den 22. ’s morgens de Wind O.Z.O. met Bramzeyls koelte en mistige buyen, passeerde eenige schotsjes Ys, en konde met de blinkjes van de lucht 3 Scheepen zien, ’s namiddags afgezet N. ten O. ¼ O. 25 Myl, gegiste breedte was 73 gr: 44 min: lengte 26 gr: 50. min: gingen aan ’t lynen schieten, dat is om zich met de Sloepen tot de Walvischvangst gereed te maaken; het was toen zeer donker door de mist, namen een Rif in onze Marszeyls, en gayde ons Zeyl op, passeerde nog gestadig Ys, draaide en hielde het op de ruimte wat gaande. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[23 Mai 1786]Dingsdag den 23. ’s morgens de Wind nog Z.O. met handzaam weer, doch nog donker van Mist, hielde het verder op de ruimte gaande, ’s middags afgezet N. ½ O. 11½ Myl gegiste breedte, was 74 gr: 30 min: lengte 27 gr: 8 min:, zetten weder Yswaards in na dat de ruimte ons leidde, ’s avonds nog zeer donker van Mist, de Wind O. ten Z. met styve koelte, ’t Ys lag mooy ruim, dat is, wy konde doorzeilen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[24 Mai 1786]Woensdag den 24. ’s morgens de Wind O. t. Z. met Storm, namen al de Reven van onze Marszeyls in, en maake ons Kruiszeyl vast, hadde het nog mooy ruim van Ys, het wierd toen ook meerder helder, zagen een Schip benoorden ons, ’t welke was Adriaan Hogerwerf, ’t Schip Ridder Oord, ook kregen wy het Land van Spitsbergen in ’t gezigt, het wierd ons nu vry volhandiger met Ys, en hielde het in de ruimte zo veel mooglyk was gaande, wy peylden het hooge Land van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den Horizonts Baay Oost van ons 9 a 10 Myl, des avonds zagen wy nog 2 Scheepen uit de Zuid komen en mede toen voor ’t eerst een Confrater van onze Vrienden, dewelke wy gingen bezoeken, namentlyk de Walvisch, de Wind Z.O. nog met aanhoudende harde koelte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[25 Mai 1786]Donderdag den 25. ’s morgens wierd het handzaam weer, maakten ons zeylree en gingen weder Noordwaards; na dat de ruimte ons leidde, de Wind Z.O. met Sneeuwjagt, ’s middags vernamen niets, was redelyk helder, zomtyds stil, wy zagen weder agt Scheepen ons onbekend; des avonds een Oostelyk Windje, doch meest stil met Sneeuwbuijen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[26 Mai 1786]Vrydag den 26. ’s morgens de Wind Z.O. ten O. met mooy weer doch aanhoudende donkere Lucht, wy konden weder flaauw 9 a 10 Scheepen zien, en kwamen toen gelukkig in volle Zee, en vernamen benoorden ons geen Ys meer, zetten N.O. aan, ’s middags vernamen niets, en ’s avonds bevonden wy ons dwars van de Zuidboek van ’t Voorland 3 a 4 mylen van de Wal van Spitsbergen, de Wind by ’t Zuiden, stevenende N. ten Westen aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[27 Mai 1786]Saturdag den 27. ’s morgens een Noordelyke Wind en donker door de Mist, wy zeilden West over met mooy weer, ’s middags passeerde een Strook Ys, vernamen niets, zagen met opheldering der Lucht 11 a 12 Scheepen, ’s avonds eene koelte uit het N.O., doch zeer stil en donker door de Sneeuwjagt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[28 Mai 1786]Zondag den 28. ’s morgens de wind aan ’t Zuiden, en nog even donker door de Sneeuwjagt, gingen N.W. aan, kwamen tegen ’t Ys, en zagen verscheide Scheepen, dewelke meest Engelsche waren, vernamen ook eenige Walvisschen, zetten onze Sloepen uit en maakten ons vaerdig, dewyl wy ook zommige Scheepen zagen die reeds Visch gevangen hadden, ’t welk ons goeden moed gaf en ons op eene allergunstigste Vangst deed hoopen, wy namen een Sloep agter aan, en hielden het nog wat gaande, ’s namiddags kwam myn Broeder Commandeur Pieter Mooy, benevens Commandeur Cornelis Rikkels, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
by my aan boord, wy noemden elkander tot dus ver gelukkig welkom, zagen van tyd tot tyd al meerder Walvisschen, wy spraken met elkander over den Vangst, doch myn Broeder en ik bleeven daar omtrent ieder op zich zelven, maar beloofden elkander wederzyds zo veel ’t mogelyk was te adsisteeren, het klaarde een weinig op, des avonds de Wind Zuiden en donker door de Mist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[29 Mai 1786]Maandag den 29. ’s morgens Weer en Wind als vooren; hielden het nog gaande, zo als ook met ons verscheide andere Scheepen deeden; ’s middags klaarde het weder wat op, doch vernamen toen niets dan Eenhoorns; wy merken hier by aan voor onze Leezers, dat deze Eenhoornvisschen ook even als de Walvisschen een Blaasgat hebben; zy gelyken zeer wel naar den Zeehond, doch wat de onderste Vinnen betreft, hebben zy meerder overeenkomst met de Walvisch, ook komt hun Staart met die derzelve ten naasten by zeer wel over een; hun lengte is van 16 tot 20 voet, de huid is zwart of grauwagtig, de buik wit; aangaande de hoorn, dezelve heeft alleen het Mannetje, vlak voor in ’t midden van ’t voorhoofd, is gedraaid van 6 tot 7 voeten lengte, de Wyfjes noemt men Eenhoornins; deeze Eenhoornvisschen zyn zo vlug in Zee, dat ze zeer moeielyk te vangen zyn, alhoewel zy mede zeer goed Spek hebben; doch zy, die op de Walvischvangst uitgaan, zien dezelve zeer gaern, dewyl zy als een zeker voorteken van den Walvisch werden aangemerkt; zo dat men by na binnen den tyd van vier en twintig uuren durft staat maaken, dat waar men de Eenhoorns gezien heeft, men daar ook de Walvisch kan verwachten, alhoewel zy van elkander geen Vyanden zyn. Deze aanmerking vinden wy goed hier in te voegen, dewyl men te Lande wel van Eenhoorns gehoord heeft, doch daar door gemeenlyk verstaat een zeker Landdier in de gedaante van een Paerd met een Hoorn voor ’t hoofd, doch de nauwkeurigste Reysbeschryvers getuigen dit Dier nooit ontdekt te hebben, en houden derhalven dit voor een Verdichtzel der Oudheid. De Wind West met mooy helder Weer, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en werkte wat inwaards benevens myn Broeder en eenige andere Scheepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[30 Mai 1786]Dingsdag den 30. ’s morgens de Wind West, met variabel weêr, en zeer stil, avançeerde niet veel, telden circa 40 a 50 Scheepen, die vast waaren, maakte ook aan eene Schots vast, en gingen met twee Sloepen afleggen, dat is, om op de Walvisch te passen, om wanneer hy boven komt, dezelve te schieten; ’s namiddags zagen telkens Walvisch; het was stil en donker van Sneeuw, des avonds kregen wy een schot, dog niet vast, dat is, dat de distantie te ver af was, om hem te kunnen schieten, en dus buiten ons bereik, de Wind N.N.W. en donker van Sneeuw, zagen al vry wat Walvisch. |