en dan gaan jullie lekker in de hete olie met gele poeder erin. “Kerrie” noemen ze dat ding, hoorde ik de wormen van de erfplanten zeggen.’ Zo probeert Piertje hen te overtuigen.
Krobiya, een klein visje met zwarte spikkels op zijn kop, zwemt naar voren en stamelt buiten adem: ‘Ja... ja hoor, er zit een mensenkind boven op de loer.’
‘Laten we Piertje helpen!’ wordt er een paar keer geroepen.
‘Gauw, gauw’, hapt Piertje, ‘ik hou het niet lang meer vol. Ik ga dood van de pijn en kan bijna niet meer ademen.’ Krobiya roept enkele vissen bij elkaar. Op zijn aanwijzingen leiden ze Marciano af door belletjes te blazen en water op te spatten. Op hetzelfde moment pakken een paar sterke vissen Piertje vast en trekken hem heel voorzichtig van de vishaak. Marciano merkt er helemaal niets van.
‘Hou vol!’ roept een school kleine visjes die alles gevolgd hebben. ‘Ga maar op mijn staart zitten’, zegt Kwikwi die intussen vlak naast Piertje is komen aanzwemmen. Dat laat Piertje zich geen tweede keer zeggen en hij springt meteen op de staart van Kwikwi. Snel maar voorzichtig zwemt deze naar boven. ‘Ik tel tot drie, dan zwaai ik met mijn staart en gooi je op de oever, oké? Daar gaan we dan: 1... 2... 3!’ Met een mooie boog komt Piertje boven water en op de oever terecht, terwijl hij naar adem snakt. Het duurt even voor hij weer helemaal zichzelf is.
‘Hartelijk bedankt hoor, Kwikwi’, roept Piertje blij terwijl hij langzaam over de oever kruipt.
‘Geen dank en zorg goed voor jezelf’, zegt Kwikwi en verdwijnt in het donkere water.
Piertje keert zich nog even om en merkt dat Marciano verbaasd naar zijn vishaak kijkt. Zijn regenwormpje is spoorloos verdwenen!
Henk Derby