niet komt. We hebben samen door de woestijn gelopen. Alleen en soms met anderen erbij, mijn familie. Een vader ken ik niet. Hij is een witte man, maar dat is alles wat ik van hem weet. Mamma zegt dat we altijd voor elkaar moeten zorgen. Die Ranger weet natuurlijk niet dat ze dat heeft gezegd. Ze komt straks wel.
's Middags stopt een auto bij het stoffige kantoor van de Rangers.
‘Jillian, met die auto ga je naar de grote stad. Dat is erg ver. Je gaat naar een weeshuis.’
‘Een weeshuis? Wat is dat?’
‘Daar wonen heel veel kinderen en er wordt voor jullie gezorgd.’
‘Niemand hoeft voor mij te zorgen, dat doet mijn moeder. Ik moet hier op haar wachten, ik kan niet weg. Ze komt me straks halen.’
‘Jillian, je moet met de auto mee, je moeder komt niet meer.
Ze is dood.’
‘Dood?’ Vragend kijk ik hem aan, wat zeurt hij nou over dood. Hij tilt me in de auto. Ik schop en sla, maar hij is erg sterk. De deuren van de auto gaan dicht en ik kan er niet meer uit. Hard sla ik tegen het glas en roep tegen de man die voor zit: ‘Mijn moeder komt me straks zoeken, ik moet hier blijven.’ Hij zegt niets en kijkt niet naar me. Ik begin hard te huilen. ‘Mamma, mamma’, roep ik. De man zegt iets tegen me. Maar ik versta hem niet en huil harder.
Huilend ben ik in slaap gevallen. Als ik wakker word zie ik huizen die allemaal op elkaar lijken. Zoveel huizen heb ik nog nooit gezien. Ik besluit om het nog een keer te proberen en vraag aan de man waar mijn moeder is. Hij kijkt naar me en zegt niets. Ik houd mijn mond maar en kijk waar we naartoe gaan. Misschien is mijn moeder ook daar bij het weeshuis.
Het is al donker als we stoppen voor een heel groot wit huis. Er komen twee vrouwen met wit haar aanlopen. Eén vraagt me hoe ik heet. Ik versta haar.
‘Jillian’, zeg ik blij. Misschien weet zij waar mijn moeder is. Ze komt dichter bij me staan en raakt even mijn wang aan.
‘Wat een mooie naam’, zegt ze en lacht. Ik lach ook. ‘Ik heet juffrouw Anna. Hoe gaat het met je, Jillian, heb je honger?’
‘Is mijn moeder er’, vraag ik. ‘Wacht ze op me? Is mijn familie ook hier?’ ‘Ik zal het je uitleggen’, zegt ze. Ze geeft me een hand en ik loop met haar mee het grote witte huis in. ‘We gaan eerst even