2. Verhaal van Reoma Tawadi
Dit is het verhaal van mij. Er zijn heel veel verhalen over mijn voorouders. Mijn opa vertelde ons dat hij een zusje had. Ze was nog een meisje en ze heette Koroi. Ze wilde overdag niet eten en drinken. Verder was ze gewoon en hielp haar moeder graag.
Alles kon ze doen: cassave raspen, katoen spinnen, brandhout halen, en nog veel meer.
Alleen 's avonds kon ze eten en drinken. Iemand bracht eten voor haar.
Op een dag gingen ze kamperen. Ze was vrolijk, huppelde en riep: ‘Ik ga weg, ik ga weg’. ‘mama, wat moet ik wegbrengen?’, vroeg ze. ‘Bacoven’, zei haar moeder, maar haar moeder had de bacoven vergeten en moest ze gaan halen. ‘Blijf hier, meisje, ik kom zo.’ En ze ging weg.
Toen ze terugkwam was haar dochter er niet. Moeder dacht dat ze met de anderen weg was. Maar dat was niet zo. Ze riepen: ‘Koroi, Koroi, waar ben je?’ Er kwam geen antwoord. Toen zijn ze teruggegaan naar hun dorp Samuwaka en de ouders van het meisje gingen naar de pijai van het dorp.
Hij vertelde dat een hulpgeest het meisje had meegenomen. ‘Hij zal haar goed verzorgen’ en als haar vader of haar broer gaat jagen, zal hij hun altijd helpen aan vlees en als ze gaan vissen aan vis’. En zo gebeurde het ook. Als haar vader en haar broer van de jacht of visvangst terugkwamen, hadden ze altijd vlees of vis thuis.