Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdSemiramis,volgens de legenden een dochter van de godin Derketo, werd te vondeling gelegd in de woestijn, waar ze overleefde doordat duiven haar voedden. Ze werd gevonden door de herder Simmas, die haar grootbracht als zijn eigen kind. Later werd ze de vrouw van Onnes (ook wel Menones), die namens de Assyrische koning Ninos het gezag uitoefende over de stad Niniveh. Haar schoonheid en vooral haar verstandige raadgevingen die de Assyriërs hielpen de stad Baktra in te nemen, trokken de aandacht van Ninos, die geheel in haar ban raakte. Onnes wilde haar ondanks 's konings beloften en dreigementen niet afstaan en pleegde tenslotte zelfmoord, waarna de ambitieuze Semiramis de vrouw werd van de koning en hem een zoon schonk, Ninyas. Aldus Diodoros Sikoulos die het verloren gegane geschrift Persika van Ktesias citeert. Volgens een ander verhaal echter, door Diodoros toegeschreven aan Athenaios, zou Semiramis haar carrière zijn begonnen als concubine in het paleis van Ninos. Ook van het vervolg van het verhaal bestaan verschillende versies. Volgens onder meer Aelianus stond Ninos het koningschap voor vijf dagen af aan zijn vrouw, een termijn die voor Semiramis lang genoeg was om haar man de macht te ontnemen en hem te doden of althans gevangen te zetten. Ploutarchos volgt in De amore deze versie. Iustinus maakt van deze perfide machtsgreep geen gewag. Hij verhaalt slechts dat na het overlijden van de koning Semiramis, beducht dat zij als vrouw zich niet zou kunnen handhaven, enige tijd vermomd ging als haar zoon Ninyas, om haar eigen gedaante pas weer aan te nemen toen ze zeker was van haar positie. Zij zet de veroveringen van Ninos voort en bouwt een van haar residenties, Babylon, uit tot een fabuleuze stad. Sommige antieke auteurs, onder wie Strabo, schrijven haar ook de aanleg van de hangende tuinen, een van de Zeven Wereldwonderen, toe. Zij bracht haar rijk tot bloei door de aanleg van wegen en bevloeiingskanalen. Haar manhaftigheid wordt door Valerius Maximus geïllustreerd met het verhaal dat ze eens, toen ze hoorde dat in Babylon een opstand dreigde, ijlings het toilet-maken onderbrak om pas weer aandacht aan haar uiterlijk te besteden toen de opstand onderdrukt was. Semiramis is niet alleen vanwege haar voor een vrouw ongehoord machtige positie de geschiedenis ingegaan, maar ook vanwege haar onmatigheid in de liefde. Zo zou ze regelmatig kloeke mannen uit haar leger in haar bed hebben genood en deze minnaars bij het ochtendgloren hebben laten ombrengen. In deze karakterkleuring past dat haar dood het gevolg zou zijn geweest van haar tegennatuurlijke passie voor haar zoon. Toen deze dat niet langer kon verdragen, vermoordde hij zijn moeder bij het graf van Ninos. Een variant, waarin van deze incest niet wordt gerept, luidt dat, wanneer Ninyas tegen haar conspireert, zij hem vergeeft en de kroon overdraagt, terwijl ze zelf de gedaante van een duif aanneemt en wegvliegt naar goddelijke sferen, een traditie die weerklank vindt in Loukianos' De Dea Syria en Ovidius' Metamorfosen.
Semiramis is een historisch-mythische verbeelding van Sammuramat die in de 9e eeuw v.C. invloed op de Babylonische vorsten uitoefende. In het Oosten leeft zij voort als een legendarische prinses, onder meer in de ge- | |
[pagina 203]
| |
daante van Sheherazade in de Sprookjes uit 1001 nacht. De incest en andere vormen van seksuele bandeloosheid krijgen in de vroegchristelijke traditie bij Orosius en Augustinus zoveel reliëf dat Semiramis als grote zondares kan terugkeren in Dantes Inferno en bij Petrarca (Familiarum rerum libri). Wreed en pervers is zij ook in het toneelstuk van Manfredi 1593: boden snellen af en aan om te verhalen hoe Semiramis na de moord op haar echtgenoot uit begeerte naar haar zoon ook Ninyas'
Edgar Degas, Semiramis ziet toe op de bouw van Babylon, ca. 1861, doek, 151 × 258 cm. Musée d'Orsay, Parijs.
vrouw en kinderen doodt, en hoe vervolgens Ninyas zijn moeder en zichzelf ombrengt. Zijn het incestmotief en de vermoording door Ninyas nog aanwezig in het stuk van Virués 1609, ze ontbreken in het tweedelige werk van Calderón 1653 (La Hija del Aire, De dochter van de lucht): Semiramis sterft uiteindelijk op het slagveld, geplaagd door de herinnering aan de door haar gepleegde moorden. Nobeler is Semiramis bij Desfontaines 1647: de verhouding met Ninyas, aan- | |
[pagina 204]
| |
gegaan zonder dat zij weet dat het haar zoon is, wordt afgesloten met haar zelfmoord, en de moord op Ninos is een wraakneming voor een gedwongen huwelijk. Het laatste element is ook aanwezig bij Gilbert 1647 en keert terug in het libretto van Zeno voor de opera van Aldovrandini 1701. De incest in onwetendheid en de daaropvolgende zelfmoord domineren de tragedie van Crébillon 1717. Bij Voltaire 1748 toont Semiramis zich tegenover een doodgewaande maar teruggekeerde Ninyas vol berouw over de moord op Ninos; niettemin wordt zij later, in het halfduister van de grafkelder van Ninos, omgebracht door Ninyas, die niet zijn moeder wil doden, maar meent een van haar vroegere handlangers tegenover zich te hebben. Semiramis komt daarna vooral voor bij de symbolistische of decadente auteurs rond en na 1900. Zo schreef Péladan een toneelstuk in 1897 en dichtte Valéry een ‘mélodrame’ in 1934, op muziek gezet door Honegger. Een in 1933 postuum gepubliceerd fragment van Hofmannsthal volgt Calderón. In de 17e eeuw zijn er opera's van Cesti/Moniglia 1667 en van Ziani, een priester die in 1670 het Semiramis-thema gebruikt voor een vrolijke schets van de Venetiaanse zeden. In de 18e eeuw maakt het thema vooral opgang door een veelgebruikt libretto van Metastasio, waarin Semiramis poseert als haar zoon Ninyas, maar die gedaante tenslotte aflegt en dan wordt bevestigd in haar koninklijke macht: opera's van onder meer Vinci 1729, Porpora 1729, Jommelli 1741, Gluck 1748, Sacchini 1764, Salieri 1782, later nog Meyerbeer 1819 en Rossini 1823. Het ‘melodramma tragico’ van Rossini/Rossi 1823 volgt Voltaire, bij wiens stuk Gluck in 1765 een muzikale pantomime componeerde. In de beeldende kunst van de nieuwe tijd is Semiramis vooral aanwezig als fabuleuze en krijgshaftige vorstin. Haar afbeeldingen in een aantal fresco- en tapijtreeksen vooral in de 15e eeuw gaan terug op haar presentatie als een van de ‘Neuf Preuses’ of ‘The Nine Worthy Women’ (»Tomyris). Een aantal malen wordt, soms herkenbaar naar Valerius Maximus, geschilderd hoe Smiramis zich gereedmaakt voor de strijd: Pietro da Cortona ca. 1620-24, driemaal Guercino ca. 1624 en 1645, Backer 1669 (Frans Halsmuseum Haarlem) en in de tweede helft van de 18e eeuw onder meer Rode en Mengs. Giordano schilderde in 1689 voor de echtgenote van de Spaanse koning Karel ii tweemaal een krijgshaftige Semiramis te paard. Andere scènes zijn er van Reni ca. 1631 (Semiramis door Ninos gekroond) en uit dezelfde tijd van Conca (Semiramis bij het graf van Ninos door Ninyas gedood). Verschillende episoden uit haar leven zijn ook te vinden op een tapijtreeks (Conservatorenpaleis te Rome) uit het Brusselse atelier van Wauters midden 17e eeuw. Degas schilderde ca. 1861 hoe zij de bouwwerkzaamheden in Babylon in ogenschouw neemt. De aan Semiramis toegeschreven hangende tuinen werden in de 18e eeuw een enkele maal in sprookjesparken ‘gereconstrueerd’, bijvoorbeeld op het buiten Sanspareil bij Bayreuth rond 1745, waar ook enige Odyssee-episoden zijn vereeuwigd, en in het verdwenen Keurvorstelijke Slot te Berlijn door Elsholtz rond 1657. Het motief is overigens al vanaf de middeleeuwen in de literatuur en beeldende kunst aanwezig, onder meer omdat in het Speculum humanae salvationis (»Kyros) Semiramis, die vanaf haar hangende tuinen haar koninkrijk overziet, werd opgevoerd als prefiguratie van Maria die het rijk Gods aanschouwt. Binder 1964; Ehrmann 1964; Eilers 1971; Haun 1949; Pettinato 1985. |
|