Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Mykon & Perozijn vader en dochter. Om een in de bronnen niet overgeleverde reden wordt Mykon in een onbepaald gebleven land en periode gevangen gezet. Alleen door de bijstand van zijn dochter die hem liefdevol de borst geeft, kan hij in leven blijven. Het verhaal wordt ook met andere namen (Kymon in plaats van Mykon, Xanthippe voor Pero) overgeleverd, zelfs een enkele keer zonder namen. Soms wordt het in historische context geplaatst en, door Valerius Maximus bijvoorbeeld, in verband gebracht met een beschilderd paneel dat in de tempel voor Pietas (godin van toewijding aan de staat) te Rome in 191 v.C. zou zijn geplaatst.
De in verschillende versies in de oudheid overgeleverde geschiedenis gold reeds voor Plinius Maior als een voorbeeld van pietas, opofferingsgezindheid. Enige wandschilderingen in Pompeii zouden op de genoemde voorstelling in de Pietastempel kunnen teruggaan. Ook kennen we enkele terracotta's en terra-sigillata-aardewerk met het onderwerp. Dieper liggende symboliek zou voor de Romeinen de notie kunnen zijn dat Pero de regeneratie van het leven voorstelt of zelfs de voor hen zo belangrijke adoptie. Een dergelijke symboliek was immers bekend van Etruskische voorstellingen op spiegels van Iuno die Hercules de borst gaf en hem zodoende als zoon aanvaardde. Vanaf de uitgave van Valerius Maximus door de Venetiaanse drukker Aldus Manutius in 1502 staat het thema gewoonlijk voor de Caritas Romana, een aanduiding die al te vinden is in Boccaccio's De mulieribus claris ca. 1370. Deze iconografie komt dan naast die van de moeder die twee kinderen tegelijk de borst geeft. Valerius Maximus' beschrijving van het schilderij daagt de kunstenaars uit tot een reconstructie daarvan op basis van deze beschrijving, een ‘ekphrasis’. Het tafereel is ook te zien als een oproep tot het betrachten van de deugd van liefdevolle barmhartigheid. In de kunsthistorische literatuur zijn enkele honderden specimina geregistreerd van dit vanaf de 15e tot in de 18e eeuw uitermate populaire thema. Zo is in Duitsland het thema viermaal aanwezig in het werk van Pencz tussen 1538 en 1546, vijfmaal in het werk van Loth tweede helft 17e eeuw en tweemaal bij Zick rond 1790 (eenmaal met als pendant de voorbeeldige moeder »Cornelia). Kauffmann verving in een doek uit 1794 de oude vader door een oude moeder. Tot de Italiaanse schilders uit de 16e eeuw met afbeeldingen van het tweetal behoren Luini (ca. 1525: misschien de oudste uitbeelding), Perino del Vaga ca. 1530 in een fresco in het Palazzo Doria-Pamphilj te Genua en Primaticcio ca. 1523-45 in de Galerie d'Ulysse van het paleis te Fontainebleau. Tot de toenemende populariteit, vooral in Italië, kan hebben bijgedragen dat Caravaggio het motief van deze zoging inpaste in zijn ‘Zeven werken van barmhartigheid’ 1607 voor de Pio Monte di Misericordia te Napels en daarmee in een christelijke symboliek. Daarna is het een aantal malen te signaleren in de omgeving van Reni ca. 1604 en in werken van Guercino 1639, Bellucci 1688 en vele anderen. In de Zuidelijke Nederlanden is het motief in de 17e eeuw aanwezig in werken van de hand van Van Thulden, Jordaens en schilders uit het atelier van Rubens (waarvan een exemplaar ca. 1620-25 in het Rijksmuseum Amsterdam). In de Hollandse school is het tweetal minder te zien: bijvoorbeeld Stomer ca. 1630-40, Hardenstein 1653 en Moreelse 1633. In Frankrijk is het thema, na afbeeldingen bij onder meer Vouet ca. 1630, tot diep in de 18e eeuw volop aanwezig (bijvoorbeeld een doek van Jean-Jacques Lagrenée ca. 1765, dat door Diderot te weinig terughoudend werd geacht), met uitlopers tot in de 19e eeuw (bijvoorbeeld Lefebvre 1864). Het Rijksmuseum te Amsterdam bewaart een terracotta groep van Quellinus ca. 1660, het ontwerp voor een niet uitgevoerde fontein bij het Stadhuis op de Dam. Uit de | |
[pagina 163]
| |
Atelier van Peter-Paul Rubens, Mykon en Pero, ca. 1620-25, doek, 155 × 190 cm. Rijksmuseum, Amsterdam.
| |
[pagina 164]
| |
18e eeuw dateert een reliëf op de façade van de gevangenis in Gent, de zogeheten Mammelokkers. Bij Le Brun 1642-48 komen de twee vormen van caritas op één doek voor. Allégorie 1986; Deonna 1954; Knauer 1964; Pigler 1934. |
|