Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdLeonidas(† 480 v.C.), koning van Sparta, voerde in 480 het bevel over een deel van de Griekse legers in de Tweede Perzische Oorlog. Hij verzette zich tegen de opvatting dat de Grieken de beste bescherming zouden vinden door zich op de Peloponnesos terug te trekken. Met zijn elitecorps van 300 Spartanen en een beperkt aantal andere Griekse troepen posteerde hij zich bij Thermopylai aan de pasweg tussen de zee en het gebergte. Herodotos bericht hoe de Perzische vorst Xerxes met schade en schande erachter kwam dat de Spartanen helden waren en dat zijn eigen heerscharen meer mensen dan mannen telden. Keer op keer werden de Perzen teruggeslagen. De situatie werd pas anders toen de verrader Ephialtes de Perzen een pad had gewezen waarlangs ze via een omtrekkende beweging Leonidas' strijdmacht in de rug konden aanvallen. Op de Thespiërs na gaven de Grieken hun nu hopeloos geworden positie op, of werden door Leonidas, die de onvermijdelijke nederlaag geboekstaafd wilde zien als een groots getuigenis van de Spartaanse moed, heengezonden. In het zicht van de confrontatie met de Perzische troepen gaven de 300 Spartanen zich over aan hun gebruikelijke rituelen ter voorbereiding op een veldslag, zoals het opmaken van hun haar en het doen van lichaamsoefeningen. Daarna leverden zij te zamen met de Thespiërs van 1 tot 3 augustus op heldhaftige wijze slag tegen de Perzische | |
[pagina 145]
| |
overmacht en kwamen zij allen om, inclusief de door een oogziekte blind geworden krijger Eurytos, die verkozen had te blijven. Een andere blind geworden soldaat, Aristodemos, onttrok zich aan de strijd en werd bij zijn terugkeer in Sparta als een eerloze behandeld.
Simonides van Keos schreef na de oorlog een herinneringsgedicht op de gevallenen. Leonidas werd in heel Griekenland geëerd als een grote held en zijn voorbeeld deed het ontzag van de Grieken voor de numerieke overmacht van de Perzen tanen. Herodotos beschrijft hoe de Spartanen zich in het zicht van de strijd en de nederlaag aan hun rituelen overgaven. Valerius Maximus en Cicero (Tusculanae disputationes) noemen als blijk van doodsverachting het feit dat ze elkaar opwekten om de maaltijd te gebruiken in het besef dat ze de volgende in de onderwereld zouden genieten. In werkelijkheid heeft Leonidas de beschikking gehad over ten minste 7500 manschappen, misschien zelfs 12.000. Xerxes zal, in tegenstelling tot wat Herodotos beweert, gewacht hebben op steun van de vloot die vlak onder de kust voer. Veertig jaar na de slag zou Leonidas' gebeente naar Sparta zijn overgebracht en daar in een heroön zijn bijgezet, het Leonidaion. Hier werden elk jaar lijkspelen gehouden. Wat nu in Sparta als het Leonidaion bekend staat, is naar alle waarschijnlijkheid ten onrechte zo genoemd. Zeker in perioden waarin men grote bewondering koestert voor de Spartaanse staatsinrichting en leefwijze of meer in het algemeen voor de Griekse beschaving, wordt het optreden van Leonidas en de zijnen geroemd als een stoïsche, heldhaftige dood die op waarachtig Spartaanse wijze wordt aanvaard dan wel getuigt van de superioriteit van Hellas. Fénelon plaatst in zijn Dodengesprekken 1712 Leonidas tegenover de despotische en door vleiers omgeven Xerxes, daarmee een vergelijking overnemend die door Plato in De wetten was gemaakt. Het Leonidas-epos van de Sparta-bewonderaar Glover 1737 had in Engeland en na vertaling ook in Duitsland een enorm succes. De slag bij Thermopylai wordt voorts behandeld door een aantal filhelleense auteurs van de 19e eeuw als Hugo 1873 in het gedicht Les Trois Cents. Tot de populariteit van Leonidas en de zijnen vanaf de jaren twintig van de 19e eeuw droeg bij, dat in brede kring sympathie werd gekoesterd voor de in 1821 ontbrande Griekse onafhankelijkheidsstrijd: een klimaat waarin men de langdurig belegerde plaats Missolonghi kon uitroepen tot een nieuw Thermopylai. De associatie zal het grote, politiek geladen succes bevorderd hebben van de Leonidas-tragedie van Pichat 1825, met de grote Talma als Leonidas. In deze traditie staat nog een zangstuk voor koor en solisten van Bruch/ Bulthaupt 1894. Ook in de film van Maté 1962 (the 300 spartans) zijn de helden de verdedigers van de beschaving en de vrijheid. Tot in de 18e eeuw zijn de afbeeldingen van Leonidas spaarzaam. Perugino schilderde hem in de Cambio te Perugia ca. 1500 (»Horatius Cocles). Torelli beeldde rond 1740 de slag uit in de Audienzzimmer van de Markgraaf in de Ermitage te Bayreuth, met als pendant Chilonis en Kleombrotos (»Kleomenes & Agis). Blijkens de catalogi van de Parijse Salons en de Londense Academy-tentoonstellingen treedt de held van Thermopylai vooral in de eerste decennia van de 19e eeuw naar voren. Het belangrijkste werk met dit thema is het doek waaraan David werkte van 1800 tot 1814: Leonidas, zich bewust van het aanstaande einde, kijkt ons kalm aan, terwijl rondom hem zijn krijgers zich overgeven aan de rituelen die aan de slag voorafgaan. Enige van de figuren zijn naar antiek voorbeeld gemodelleerd, de Leonidas bijvoorbeeld naar de Ares Ludovisi. Bij een voorbezichtiging trok Napoleon, toch al meer georiënteerd op de Romeinse geschiedenis en symboliek dan op Hellas, het nut van het schilderen van een overwonnen held in twijfel. Athanassoglou 1981; Gaethgens 1984; Kemp 1969 |
|