Leda,
echtgenote van de koning van Sparta, Tyndareos. Het echtpaar bracht vier kinderen groot als hun kinderen: Helena, Klytaimnestra en de twee Dioskouren, Kastor en Polydeukes. Over de verwekking en geboorte van deze kinderen doen echter verschillende verhalen de ronde. De oudste traditie wil dat althans Helena in werkelijkheid een dochter was van Zeus en de godin Nemesis. Om te ontsnappen aan Zeus, die zich aan haar wilde opdringen, nam Nemesis de gedaante aan van een gans. Zeus veranderde zich daarop in een zwaan en had aldus gemeenschap met haar. Nemesis legde na verloop van tijd een ei dat gevonden werd door een herder en naar Leda werd gebracht. Leda voedde Helena, die uit dit ei geboren werd, op als haar dochter.
Volgens een latere traditie, die onder meer wordt verwoord door Euripides in zijn Helena, probeerde Zeus in de gedaante van een zwaan zich te verenigen met Leda, die haar normale gestalte behield, en maakte hij haar zwanger van één of meer eieren, waaruit Helena en de Dioskouren werden geboren. Een variant daarop is dat Helena en Polydeukes de kinderen waren van Zeus, geboren uit een ei, terwijl Kastor en Klytaimnestra normaal ter wereld kwamen als kinderen van Leda en Tyndareos.
De oudere traditie is terug te vinden in de archaïsche en vroeg-klassieke kunst, waarin op vazen is uitgebeeld hoe Leda in gezelschap van de Dioskouren het door Nemesis gelegde ei vindt. Vanaf de 5e eeuw v.C. is in de Griekse, hellenistische en Romeinse kunst, en dan vooral in de beeldhouwkunst, Leda met de zwaan een geliefd motief. Zeer beroemd was de Leda van Timotheos ca. 370-360, bekend uit 28 marmeren kopieën uit Romeinse tijd en van uitbeeldingen in schilderkunst en op gemmen: de vrouw staat met een slip van haar kleed in de opgeheven linkerhand, terwijl ze de zwaan met haar andere hand tegen zich aan drukt.
In de late middeleeuwen vinden we de vergelijking tussen Leda, die door de god Zeus in de vorm van een zwaan zwanger wordt gemaakt, en Maria, die door een duif aangezegd krijgt dat ze een zoon zal baren. In het humanisme van de renaissance is het een van de verenigingen met een god die dienen als metaforen van de dood. Het kan zijn dat deze interpretaties ten grondslag hebben gelegen aan de herleving van het motief van de gemeenschap met de zwaan in de schilderkunst van het Cinquecento. Iemand uit de