Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdLaokoön,priester van Apollo en Poseidon te Troje. De Grieken, die zonnen op een list om Troje eindelijk ten val te kunnen brengen, hadden een reusachtig houten paard gebouwd, waarin zich een aantal strijders, onder wie Odysseus, had verborgen. Ze hadden dit paard achtergelaten op het strand bij Troje en ogenschijnlijk de thuisreis aanvaard, terwijl ze in werkelijkheid op de loer lagen, buiten zicht, achter het eiland Tenedos. Vergilius beschrijft hoe de Trojanen verdeeld zijn over de vraag of ze de constructie binnen de muren zullen halen. Laokoön waarschuwt hen en drijft zijn speer in de zijde van het paard. De Griekse dubbelspion Sinon houdt de Trojanen voor dat ze voorgoed militair superieur zullen zijn aan de Grieken, als ze het gevaarte naar binnen slepen. Het zou een offer voor Athena zijn als vervanging van het Palladion dat door »Diomedes en Odysseus uit Troje was geroofd. En de Trojanen zijn er al helemaal van overtuigd dat ze dat moeten doen wanneer Laokoön met zijn twee zoons kort daarop door twee zeeslangen wordt gewurgd, volgens de Trojanen immers een straf voor de schending van het heilige houten paard. Ze slaan een bres in de muren van Troje - het paard kan niet door een poort - en trekken het dier naar binnen. Het lot van Troje is hiermee bezegeld. De werkelijke reden waarom Laokoön door de zeeslangen wordt gedood, blijft intussen onduidelijk. Er zijn aanwijzingen dat volgens verloren gegane teksten als het Ilioupersis-epos, de Laokoön van Sophokles of gedichten van Bakchylides de priester door Apollo wordt gestraft, omdat hij tegen de wens van de god in zou zijn getrouwd en kinderen zou hebben verwekt, dan wel omdat hij met zijn vrouw gemeenschap zou hebben gehad in het aangezicht van een Apollobeeld.
Laokoön met zijn twee zoons in de macht van de zeeslangen komt in de Romeinse schilderkunst, op gemmen en in handschrift-illustraties enkele keren voor, maar is vooral beroemd van een Romeinse kopie (waarschijnlijk uit de tijd van Tiberius) van een groep uit Pergamon van ca. 150 v.C. van de Rhodische kunstenaars Hagesandros, Polydoros en Athenodoros. Deze werd in 1506 te Rome in de omgeving van Nero's Gouden Huis gevonden en onder meer door Michelangelo herkend als het voorwerp van een verrukte beschrijving van Plinius. Voortaan behoorde de Laokoön tot de beroemdste uit de oudheid bewaard gebleven beelden, eeuwenlang gezien als ideaal voorbeeld van de antieke kunst. Als zodanig was hij van grote betekenis in de ontwikkeling van de kunsttheorie, met name in de periode van het neo- | |
[pagina 178]
| |
Laokoön, ca. 450 n.C., illustratie, 9 × 16 cm, in het Vergilius-handschrift Codex Vaticanus Latinus 3867. Musei Vaticani, Rome. Links brengt Laokoön een offer - de gebouwen stellen de tempel van Apollo aan zee voor - en rechts wordt hij met zijn zonen door een zeeslang gewurgd.
| |
[pagina 179]
| |
classicisme: door Winckelmann geïnspireerd zijn een essay van Lessing 1766 en beschouwingen van Schiller, Herder en Goethe. In de Italiaanse renaissance zijn er enkele werken die dateren van vóór deze vondst, bijvoorbeeld een beeldengroepje van Francesco di Giorgio Martini ca. 1490. Na de vondst van de antieke Laokoön-groep vormt deze een belangrijke inspiratiebron en worden talloze bewegingsmotieven aan deze groep ontleend. Het Laokoön-thema zèlf speelt een betrekkelijk bescheiden rol. Kopieën van of beelden naar de antieke groep zijn gemaakt door bijv. Sansovino ca. 1510, Bandinelli ca. 1520 en Adriaen de Vries ca. 1623. Girardon vervaardigde rond 1720 voor het landhuis Houghton Hall van Robert Walpole een kopie op ware grootte. Voorts is de groep geschilderd op een fresco van Rinaldo Mantovano naar een ontwerp van Giulio Romano ca. 1534 in het Palazzo Ducale te Mantua en, in een zeer eigen bewerking, door El Greco ca. 1601-06. De antieke groep of onderdelen daarvan zijn een inspiratiebron gebleven tot in onze tijd: schilderijen van Hayez 1812 en Hofer 1935, sculpturen van Zadkine 1931 en Calder 1958. Althaus 1968; Andreae 1988; Bieber 1967; Preiss 1990; Winner 1974. |
|