Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdHekabe(Lat. hecuba), dochter van Kisseus of van de Phrygische koning Dymas, echtgenote van de Trojaanse koning Priamos. Ze schonk hem vele kinderen - sommigen noemen een aantal van negentien, anderen zelfs van vijftig - onder wie Hektor, Paris, Helenos, Dephobos en Troilos, en de dochters Polyxena en Kassandra. In de Ilias speelt zij geen prominente rol, wèl in de literatuur die handelt over de gebeurtenissen na de val van Troje, behalve in de Odyssee. In Euripides' tragedie Hekabe wordt zij na de nederlaag van Troje toegewezen aan de Griekse legeraanvoerder Agamemnon. In het stuk verliest zij eerst, na een verbitterd dispuut met Odysseus, haar dochter »Polyxena, die wordt geofferd op het graf van de gevallen Griekse held Achilleus. Daarna wordt ze geconfronteerd met het lijk van haar zoon Polydoros. Deze was vóór Trojes einde met Trojaanse schatten naar een bondgenoot van Priamos, de Thracische koning Polymestor, gezonden. Om deze schatten in handen te krijgen had Polymestor hem omgebracht en het lijk in zee geworpen. Hekabe beraamt, na vergeefs Agamemnon om steun te hebben gevraagd, een eigenhandige en gruwelijke wraak op Polymestor. Met haar Trojaanse vrouwen vermoordt ze diens twee zonen, hemzelf beneemt ze het licht van zijn ogen. Polymestor voorspelt haar dan dat ze zal veranderen in een hond - een einde dat ook elders is terug te vinden en mogelijk een uitdrukking is van haar bezwijken onder een ondraaglijke smart. In Euripides' Trojaanse vrouwen wordt zij tot aan de grens van het draaglijke getroffen door de toewijzing van haar dochter Kassandra aan Agamemnon, van haar schoondochter Andromache aan Achilleus' zoon Neoptolemos, van haarzelf aan de gehate Odysseus (anders dus dan in de Hekabe), en tenslotte door de moord op Hektors zoon Astyanax. Toch toont zij, onder meer in haar aanval op Helena, een onwrikbaar karakter. | |
[pagina 122]
| |
In de Latijnse literatuur zijn Hekabe-tragedies van Ennius en Accius verloren gegaan. Seneca geeft in zijn tragedie Troades een bewerking van Euripides' Trojaanse vrouwen en vlecht er het conflict in tussen Agamemnon en Neoptolemos over het lot van Polyxena en dat tussen »Andromache en Odysseus over het doden van Astyanax. Voorts voegt hij het motief van Polymestor uit de Hekabe van Euripides toe. Het stuk van Seneca geldt in de 16e en 17e eeuw als de ‘regina tragoediarum’ en is door Vondel bewerkt onder de titel De Amsteldamsche Hecuba 1625. In bewerkingen van de drie genoemde antieke tragedies en in andere literatuur wordt Hekabe door de eeuwen heen opgevoerd als heidens tegenbeeld van Job en van de Moeder van Smarten, als draagster van ondraaglijk (oorlogs)leed, bijv. door F. Schlegel 1797 en door Werfel in 1914, op de drempel van de Eerste Wereldoorlog. In de beeldende kunst van de oudheid treft men Hekabe slechts hoogst zelden aan. Ook voor de nieuwe tijd zijn er slechts enkele werken te noemen. Op een schilderij van Callet 1785 smeekt zij Achilleus het lichaam van haar zoon Hektor te mogen begraven. Bramer schilderde haar ca. 1630 in haar rouw om Polydoros en Polyxena. Crespi schilderde omstreeks 1700 (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel) hoe zij met andere vrouwen Polymestor blind maakt. Moret 1975. |
|