Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdDioskouren(Lat. dioscuri; zonen van Zeus), de tweelingbroers kastor en polydeukes (Lat. castor en pollux), grootgebracht als zonen van het Spartaanse koningspaar Tyndareos en Leda en als broers van Helena en Klytaimnestra. Over de verschillende versies rond de verwekking en geboorte van de twee broers en de twee zusters zie Leda. De twee broers, van oudsher gedacht als bekwame ruiters, zijn de Dorische, Spartaanse helden bij uitstek. Ze worden in de legenden herhaaldelijk geplaatst tegenover Athene en Attika, zo in het verhaal dat ze hun zuster Helena, geschaakt door de Athener »Theseus, gewapenderhand terughaalden en daarbij ook de moeder van Theseus, Aithra, ontvoerden. Gewoonlijk figureren ze als deelnemers aan de grote jacht op het zwijn van Kalydon (»Meleagros). Ze worden ook gerekend tot de »Argonauten. Voor Kastor, de beste ruiter van de twee, was tijdens deze expeditie geen bijzondere rol weggelegd, terwijl Polydeukes, een kundig bokser, in een vuistgevecht afrekende met de koning van de Bebryken, Amykos, die elke reiziger placht uit te dagen tot een vervolgens voor deze fatale tweestrijd. Het bekendste verhaal over hen betreft hun vete met een andere tweeling, Idas en Lynkeus, hun neven, want zonen van een broer van Tyndareos, Aphareios, koning van Messenië. Idas en Lynkeus zijn verloofd met de twee dochters van Leukippos, de ‘Leukippiden’. Kastor en Polydeukes laten hun oog op deze meisjes vallen en ontvoeren hen naar Sparta. In de daaropvolgende gevechten wordt Kastor gedood door Idas en doodt Polydeukes Lynkeus. Zeus doodt daarop met zijn bliksemschicht Idas en neemt zijn zoon Polydeukes op onder de onsterfelijken. Deze wil echter niet dat hem onsterfelijkheid ten deel valt terwijl zijn broer gedoemd is tot een eeuwig verblijf in het dodenrijk, waarop Zeus hun toestaat om per dag van positie te wisselen: de een onder de onsterfelijken, de ander in het dodenrijk.
Aan de Dioskouren is een Homerische hymne gewijd evenals een hymne van Theokritos. In de Romeinse cultuur stonden de Dioskouren reeds vanaf het begin van de 5e eeuw v.C. in hoog aanzien, aangezien in de slag bij het Regillusmeer in 499 twee geheimzinnige ruiters de Romeinse troepen naar de overwinning hadden geleid. Kort daarna kregen deze, inmiddels geïdentificeerde Castor en Pollux een tempel op het Forum. De snelle invoering van hun cultus vanuit het Griekse Zuid-Italië is te danken aan de aristocratie, die de ruiterij vormde. Ze gelden als beschermheren van de cavalerie. | |
[pagina 95]
| |
Vanaf de archaïsche periode worden ze op vazen en in de beeldhouwkunst veelal als ruiters of als menners van paarden afgebeeld, bijv. op Spartaanse reliëfs. Op twee metopen van de zgn. Monopteros der Sikyoniërs in Delphi ca. 560 zijn de twee als veedieven met de Apharetiden en als Argonauten met Orpheus voorgesteld. In de oudste voorstellingen dragens ze wapens, later niet meer. De konische zeemansmutsen verschijnen als vast
Antonio Salamanca, Kastor en Polydeukes op het Quirinaal te Rome, 1540, ets van de marmeren beeldengroep. Deze ca. 550 cm hoge beelden waren oorspronkelijk opgesteld in de Thermen van Constatijn. Het linker paard is later ‘gereconstrueerd’. Op de sokkels staan niet-correcte toeschrijvingen aan Pheidias en Praxiteles; deze moesten de (kunst)waarde van de beelden verhogen.
kledingstuk in de 5e eeuw v.C. en geven blijk van hun veranderde functie: die van beschermers van de zeelieden. Wellicht duiden deze op de herkomst van de tweeling uit het ei. Talrijk zijn vanaf de hellenistische tijd de beeldengroepen waar ze als menners van de paarden naakt, met de muts op het hoofd en een mantel om de schouders, zijn uitgebeeld. Twee bekende groepen zijn die op het Quirinaal en op het Capitool te Rome. Door hun | |
[pagina 96]
| |
band met de ruiterij zijn ze in het Romeinse leger zeer vereerd. Vanaf de 3e eeuw v.C. worden ze als sterrenbeeld Tweelingen (Gemini) vereerd. Op de Romeinse sarkofagen passen ze bij uitstek, gezien hun afwisselend verblijf in wereld en Hades. Uit de Griekse keramiek kennen we voorstellingen van mythen (Lynkeus, Idas, Leukippiden enz.). In de beeldende kunst van de nieuwe tijd is de ontvoering van de Leukippiden aan te treffen bij onder meer Rubens ca. 1619, Boeckhorst ca. 1638 en Roussel 1922. Als martiale figuren staan zij met Herakles en Ares een Medici-telg bij in de plafondschildering van de Sala di Marte van het Palazzo Pitti te Florence, van de hand van Pietro da Cortona 1642-44. Afbeeldingen van de twee met paarden gaan dikwijls terug op de beeldengroep op het Quirinaal. Dat geldt voor een beeld van Thorwaldsen 1799 en enkele schilderijen van De Chirico vanaf de jaren dertig van deze eeuw. In de emblematiek staan de Dioskouren herhaaldelijk voor broederliefde tot in of voorbij de dood. Daarnaast zijn er specifieke toepassingen van het broederpaar, bijv. als tegenbeeld van het Franse koninklijke broederpaar Charles ix en Henri ii. In een aan de Romeinse geschiedenis gewijde frescoreeks rond 1590 in het Romeinse Palazzo dei Conservatori beeldde Laureto de slag aan het Regillusmeer uit. Marcks bracht de Dioskouren aan op het voor de Olympische Spelen 1972 in München vervaardigde eremetaal. Danchet 1707 bewerkt het thema van de broederliefde tot een toneelstuk. Van een aantal 18e-eeuwse opera's op basis van dit motief is de ‘tragédie lyrique’ van Rameau/Bernard 1737 (2e versie 1754) de belangrijkste: muzikaal heeft zij standgehouden, en het libretto van Bernard lag via bewerkers als Frugoni ten grondslag aan een reeks andere opera's, onder meer van Traetta 1760 en Vogler 1787. Castores 1994; Chapouthier 1935; Harris 1903 en 1906. |
|