en bedenkt een opdracht die niet anders dan dodelijk kan zijn.
Hij vraagt Bellerophon de Chimaira te doden: een vuurspuwend monster, dat de kop en het lijf van een leeuw heeft, midden op de rug de kop van een geit en waarvan de staart uit een slang bestaat, dat in Lycië huishoudt. Bellerophon maakt gebruik van het hem door Poseidon of Athena ter beschikking gesteld paardetuig om het gevleugelde paard Pegasos te vangen en te temmen. Gezeten op dit paard kan hij de Chimaira van boven af aanvallen en doden.
Ook volgende opdrachten van Iobates weet Bellerophon tot een goed einde te brengen: de strijd met het woeste nabuurvolk van de Solymers en een oorlog met de Amazonen. Nadat Bellerophon ook een hinderlaag van troepen van Iobates overleeft moet de koning zijn onoverwinnelijkheid wel erkennen. De koning verzoent zich met hem, geeft hem een dochter tot vrouw en schenkt hem het halve koninkrijk.
Bellerophon keert dan terug naar het hof van Proitos om wraak te nemen vanwege de lasterpraat die destijds door Stheneboia in omloop was gebracht. Onder het voorwendsel met haar te willen vluchten neemt hij Stheneboia mee op Pegasos en stoot haar boven zee af, zodat ze verdrinkt.
Over het einde van Bellerophon wordt verhaald dat hij zich op Pegasos naar de Olympos wil begeven om te verkeren onder de onsterfelijken. De daarover verbolgen Zeus zendt een steekvlieg die Pegasos tot razernij brengt, waarbij Bellerophon van zijn rug wordt geworpen. Bellerophon slijt zijn laatste jaren als een vervloekte, blinde en invalide zwerver. Pegasos wordt opgenomen op de Olympos.
De lotgevallen van Bellerophon zijn bezongen door talrijke dichters en mythografen, onder wie Homeros, Pindaros, Hyginus en Apollodoros. Stheneboia- en Bellerophon-tragedies van Euripides en een Iobates-tragedie van Sophokles zijn verloren gegaan.
Bellerophon, gezeten op Pegasos, strijdt tegen de Chimaira, ca. 660 v.C., bronzen beslag van een drievoet, ca. 15 × 12 cm. Metropolitan Museum of Art, New York.