De geheimtalen
(2002)–J.G.M. Moormann– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. KramertaalGa naar eindnoot65Kramertaal is de geheimtaal van oorspronkelijk reizende, soms zeer welgestelde handelaars en vertoont bepaalde kenmerken die haar scherp afscheiden van het Bargoens. Het verschil met dieventaal volgt uit het verschillend beroep van de sprekers. Het verschil met jargon volgt eveneens hieruit en tevens uit de oorsprong van het woordmateriaal. De aangehaalde studie over kramertalen leerde ons drie centra kennen waar deze taal gesproken wordt, beter: werd. Want deze talen zijn aan het uitsterven. Met het ras van de oude kramers verdwijnt de taal, en in enkele zeer gegoede, achtbare koopmansfamilies, vinden we sporen, soms zelfs aanzienlijke resten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kramertaal in de Kempen en in MettingenEen centrum van de kramertalen is de Kempen. Ik heb daar persoonlijk onderzocht: Weert en Tungelrooi, waar Teuten woonden. In Tungelrooi sprak ik een zeventigjarige, die me verzekerde: ‘We hebben nooit “Kremerwelsch” of enige geheimtaal gesproken. Als we in Holland niet verstaan wilden worden, spraken we ons dialect’.Ga naar eindnoot66 In 1928 onderzocht ik Exel en Hamont. In Exel sprak ik een krasse tachtiger, die van z'n zestiende jaar gereisd had. Ook z'n vader was Teut. De heer P. verklaarde me dat hij nooit geheimtaal gesproken had, en z'n vader ook niet. Dat zijn gegevens die al bijna 100 jaar terugreiken. In Hamont lichtte de burgemeester me in (hij is oud-Teut): ‘We hebben nooit een geheimtaal gesproken. Enkele woorden hadden we wel, maar die raakten in onbruik toen de Teuten Frans leerden.’ Een handschrift dat ik in Hamont kon raadplegen, Levensherinneringen van Jacq. Rijken gest. 1917, bevat wel een geschiedenis van de Teuten, maar over geheimtaal constateerde ik niets. We kunnen, na deze van elkaar onafhankelijke mededelingen, gerust aannemen dat de kramertaal van de Kempen nu is uitgestorven. Maar dat er een bestaan heeft is zeker, en vooral te bewijzen door de sporen die ze nagelaten heeft in een tweede kramertaal: de ‘Tiöttensprache’ van Mettingen. De Tiötten van Mettingen e.o. en de Teuten van de Kempen hebben elkaar vroeger gekend, al was het dan ook alleen doordat ze elkaar beconcurreerden. De Duitsers hebben de Belgen zelfs van de markt gedrongen. Een halve eeuw geleden, dus tegen 1880, waren in Hamont nog 52 Teuten, die handelden in Brielle, Klaaswaal, Piershil, Puttershoek, Utrecht. Ze kwamen zelfs tot in Denemarken. De oorlog heeft deze handel veel schade gedaan. Maar de concurrentie van de Duitsers eveneens. Deze vestigden zich definitief in de plaatsen waar ze handelden. ‘Wij waren zo dom,’ zei me de heer P. uit Exel, ‘elke winter terug te gaan naar ons dorp en dan feest te vieren.’ (In Hamont heette dat het groote geloch.) Hier hebben we dus een positieve verklaring van contact met de Duitse Tiötten. In Mettingen e.o. stelde ik nu ook een onderzoek in. Het beeld van de sprekers is hier hetzelfde als in Tungelrooi, Exel, Hamont. Een ruim tachtigjarige en een middenzeventiger konden me inlichten. Maar die kenden tenminste de geheim- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taal nog en we hebben er buitengewoon waardevolle gegevens over. Nu blijkt dat over het ontstaan van de stoffenhandel zowel in Mettingen als in de Kempen eenzelfde legende bestaat. J.H. schrijft over de Teuten:Ga naar eindnoot67 Ten dien tijde gongen er vele lieden uit de Limburgsche Kempen Holland in werken. Zij droegen eene bijzondere soort wollen kousen en oefenden ook den stiel van koperslagers of ketellappers. De Hollandsche boeren en boerinnen verzochten ze (!) hun, in het voorjaar, want de teuten keerden 's winters thuiswaarts, zulke kousen mee te brengen. Hierdoor ontstond er handel, dien ze stillekens aan vergrootten en uitbreidden en tot op den dag van vandaag hebben voortgezet. Over de handel van de Tiötten schrijft L. Stüve,Ga naar eindnoot68 een gewezen Tiötte, het volgende: Er [der Ursprung des Hausierhandels in Holland] wird, nach Erzählung in Mettinger Tiöttenkreisen, auf die Hollandgänger (Torfbagger und Grasmäher) zurückgeführt. Aus den Hollandgängern wurden Hausierer und das hatte folgende Bewandtnis: Bei dem mehrmonatlichen Aufenthalt aldort muszten die Hollandgänger natürlich auch ihre Wäsche waschen lassen. Nun aber stand zu damaliger Zeit die Leinenindustrie im Kreise Tecklenburg in hoher Blüte. Fast in jedem Hause wurde gesponnen und gewebt, sodasz die Hollandgänger mit guter Leibwäsche ausgestattet werden konnten. Das prächtige feine westfälische Leinen gefiel den holländischen Frauen und wurde viel bewundert. Aber dabei blieb es nicht. Sie baten die Hollandgänger, ihnen von dem Leinen doch auch ein Quantum mitzubringen. Ein findiger Kopf ist wohl auf den Gedanken gekommen, dasz man mit dem Leinen ein Geschäft machen könne, und brachte gleich ganze Stücke mit. Das Leinen fand guten Absatz, und die Hollandgänger gelangten bald zu der Einsicht, dasz der Leinenhandel mehr einbringe als das mühevolle Torfbaggern und Grasmähen. Zuerst führten sie nur Leinen, später aber auch Wollsachen, zumal für Fischer. Die deutschen Hausierer erhielten von den Holländern die Bezeichnung: ‘Fijndoekpoepen’. Ik voor mij geloof niet zo heel veel van deze verklaringen. Maar interessant is dat die van Mettingen lijkt op die van Exel, Hamont, etc. In de Kempen bestaat een geheimtaal die verwerkt is in een parabel, ‘De verloren Zoon’.Ga naar eindnoot69 Toen ik van drie kanten hoorde dat de Kempense Teuten nooit een geheimtaal gesproken hadden, was ik geneigd deze parabel voor een mystificatie te houden. Ik werd in die mening versterkt door eenzelfde parabel, die Van Ginneken publiceerde in z'n Handb. ii, p. 106 en waarvan het woordmateriaal heel zeker onbetrouwbaar is.Ga naar eindnoot70 Verder vond ik bij CreemersGa naar eindnoot71 enkele zinnen uit de geheimtaal van de Teuten, bevattende 17 woorden. Van die 17 bleken er echter 15 afkomstig uit de Tiöttensprache, van Westfalen. Deze uitkomst bracht me ertoe de geheimtaal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de parabel te vergelijken met de Tiöttensprache. Deze vergelijking gaf me de overtuiging dat de taal van de parabel niet verzonnen was. Er is namelijk een grote overeenkomst tussen Tiöttensprache en parabeltaal. Verder bestaat er een kleine lijst van woorden uit de Teutentaal, te vinden in het bovengenoemde artikel van J.H. Er wordt niet precies aangegeven uit welke plaats dit materiaal is, maar het stamt uit de Kempen, waarschijnlijk uit Exel. Als de begrippen in de parabel en de lijst van J.H. gelijk zijn, zijn de geheimtaalwoorden ervoor ook gelijk. Ook hier wordt dus de authenticiteit van de geheimtaal in de parabel bewezen. Daar nu niets meer van die taal bekend is, mogen we gerust aannemen dat ze heel oud is. Het hs. van de heer Jacq. Rijken stelt de trektochten van de eerste Teuten in het midden van de 17de eeuw; dus bijna 280 jaar geleden. Het parabelmateriaal dagtekent uit die tijd. Waar de vergelijking van Creemers materiaal met de Tiöttensprache zo'n verrassend resultaat opleverde, onderzocht ik ook de verhouding van de Exelse lijst met die van Mettingen. Van de 34 gelijke begrippen hebben er 20 dezelfde geheimtaalwoorden. Ten slotte vergeleek ik nu de hele Kempense geheimtaal met de Tiöttensprache. En nu kwamen de eigenaardigheden en kenmerken van een taal die we kramertaal noemen, tevoorschijn. We kiezen de naam kramertaal niet speciaal, zoals Kluge, omdat ze door kramers gesproken wordt. Er zijn kramers in de Eifel, die bijna jargon spreken. Maar de kramertaal is een geheimtaal met eigen kenmerken. De vergelijking parabel - Tiöttensprache gaf 32 woorden die beide groepen gemeen hebben. De vergelijking toonde ook dat de gemeenschappelijke woorden geen enkele samenstelling bevatten. We zullen zien dat het voornaamste kenmerk van de kramertaal een ontwikkeling is door afleiding en samenstelling. Deze ontwikkeling is van een latere periode. Ik noem ze ‘geleerde’ vormingen. Dat bij de 32 gemeenschappelijke woorden geen enkele ‘geleerde’ vorming voorkomt, wijst erop dat het contact tussen Teuten en Tiötten van oude datum is. De Teutentaal uit de Kempen is oud: zij heeft de laatste fase van ‘geleerde’ ontwikkeling door samenstelling en afleiding niet meegemaakt. Toen de Teuten zich opwerkten tot gezeten handelaars, gebruikten ze geen geheimtaal meer en ging zelfs de herinnering aan de geheimtaal van de eerste periode, toen ze als ketellappers, varkenslubbers enz. Holland introkken, verloren. De Tiötten van Mettingen namen van deze Kempense zwervers de geheimtaal over. Een deel van die 32 woorden, namelijk 12, behoort tot het Bargoens van de zuidoostelijke taalgroep. De oudste kramertaal heeft een kern van Bargoense woorden. De kramers stammen oorspronkelijk uit de onderste lagen van de zwervers. Toch is er verschil tussen de oudste kramers en de Bargoenssprekers. Ze hadden vaste woonplaatsen en vulden hun geheimtaal aan met vreemde, ongebruikte woorden uit hun dialect: moris, paen, poerse e.a. Er zit een lokale kleur aan de oude kramertalen. Zigeunerelementen en Joodse woorden komen in de kramertalen zo goed als niet voor. In de parabel is Zigeuners: moolen en poojen, dat uit het oudste Bargoens stamt. Joods is er niet in.Ga naar eindnoot72 Op grond van de gemeenschappelijke woorden komen we tot de conclusie dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Tiötten (dat is Teuten met Westfaalse diftongering)Ga naar eindnoot73 de kern van hun geheimtaal overgenomen hebben van de Teuten uit de Kempen, evenals hun naam. Het contact van beide groepen had plaats in Noord-Nederland, waar ze dezelfde streken bereisden.Ga naar eindnoot74 Ik laat hier een lijstje van de gemeenschappelijke woorden in de Tiöttensprache en de Kempense taal volgen.Ga naar eindnoot75
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geleerde samenstellingen‘Geleerde’ samenstellingen, die het Bargoens over het algemeen niet kent, komen in de Kempense geheimtaal nog weinig voor: filseklere; tispelsporen ‘kroeglopen’ zijn de enige. Zien we nu echter deze jonge ontwikkeling in de Tiöttensprache. Fidel betekent ‘stad’. Ik vermoed dat dit woord met ville in verband staat. Verschillende stadsnamen worden nu gevormd door verkorting of verandering van de oorspronkelijke naam + -fidel, dat een soort achtervoegsel wordt: Hamfidel ‘Hamburg’; Lübfidel ‘Lübeck’; Gripenfidel ‘Greifenhagen’; Stintsfidel ‘Stettin’. Hutsche, hutse, een Oudbargoens woord dat als houts al in het Liber Vagatorum | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorkomt, wordt als achtervoegsel gebruikt ter vorming van nomina agentis: nobbeshutsche ‘schout’; gnurkhutsche ‘jager’; schursenhutsche ‘Hollander (veeboer)’; roedelshutsche ‘koopman’; tispelhutsche ‘waard’; brügelhutsche ‘werkman’; olmershutsche ‘Altenteiler’; krojhutsche ‘schrijver’; strükelhutsche ‘reiziger’; knaspelhutsche ‘barbier’. Eenzelfde functie als -hutsche vervult -klitz: gorkenklitz ‘kopersmid’; wittenklitz ‘loodgieter’; kriksenklitz ‘wagenmaker’; knätterklitz ‘slotenmaker’; gnurklitz ‘wapensmid’; klimsklitz ‘goudsmid’. Ook -failer wordt als -hutsche en -klitz gebruikt: trenfailer ‘schoenmaker’; bentenfailer ‘schrijnwerker’; kassenfailer ‘timmerman’; fluchsenfailer ‘sigarenmaker’; kriksenfailer ‘wagenmaker’; limesfailer ‘linnenwever’; timesfailer ‘hoedenmaker’; mulschfailer ‘dokter’. Enkele andere samenstellingen zijn: disselbäumer ‘kramer’; kloddenruscher ‘land-meter’; rumpsnicker ‘mulder’; brewetoener ‘schoenmaker’; penschrämper ‘bakker’; taftkätscher ‘doekmaker’; krewehäcker ‘slager’; schmursenroedler ‘boterkoopman’; gorentiötte ‘ketellapper’; stübbesnobes ‘gendarm’. Het aantal is nog te vermeerderen, maar deze voorbeelden zeggen genoeg. Over het algemeen kent het Bargoens deze woorden en dit soort vormingen niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kramertaal van Breyell: Henese FleckEen geheimtaal die, evenals de Tiöttensprache, alle kenmerken van een kramertaal heeft, is het ‘Henese Fleck’ van Breyell, oostelijk van Venlo.Ga naar eindnoot78 Het materiaal dat we ervan hebben, wordt als het best gedocumenteerde beschouwd dat er bestaat. Ik vertrouwde dit materiaal echter niet, en ben persoonlijk op onderzoek uitgegaan. Door een toeval ontdekte ik twee oud-kooplui, tussen zestig en zeventig jaar, die het Henese Fleck gesproken hadden. Het is nu als geheimtaal zo goed als uitgestorven. Ik kan de taal van de gebroeders K. gerust als een oudere periode beschouwen van het Henese Fleck dat nu nog gebruikt wordt. Heden ten dage wordt deze taal beschouwd als een historische rariteit. Na de oorlog verscheen er bijvoorbeeld noodgeld met opschriften in het Henese Fleck. Even heeft men er nog gebruik van gemaakt als echte geheimtaal, gedurende de oorlog. Toen werden er brieven in geschreven, die de censor niet begrijpen kon. Maar doordat de ‘geleerden’ er zich mee gingen bemoeien, werd het aantal ‘geleerde’ woorden, vooral samenstellingen, buitengewoon groot. Onze oude kramertaalsprekers kenden deze woorden niet en wezen ze af. Samen hebben we de lijst van Houben gecontroleerd. Er blijven nog heel wat ‘geleerde’ woorden over. Maar de volgende moesten volgens de gebroeders K. verdwijnen: Bählert ‘schaap’; Bählertspeek ‘schapenvlees’; Beutfesel ‘koopbrief’; Blageläpperschbus (!) ‘medicijnfles’; Bolkhas ‘monnik’; Bottstines ‘lepel’; Brellwöles ‘opzichter’ (het woord hiervoor is Viεχtεsj); Brellruth ‘spiegel’ (dit moet ‘bril’ zijn); Büsen ‘laarzen’ (moet zijn Trenzelen); Drohtfesel ‘wissel’ (moet zijn Rühlvezel); Fahrherr ‘geit’ (lees ‘bok’); Fahrherrsips ‘geitenmelk’ (hieraan ziet men duidelijk de ‘bokken’ die de bewerker kan schieten; de lett. vertaling is ‘bokkenmelk’. ‘Er knukde den ühl devan,’Ga naar eindnoot79 lachte m'n zegsman.) Fehmzelepley ‘handdoek’; Feuelspley ‘stoffen voor kleding’ (is alleen Pley); Feuelbessem ‘kleerborstel’; Fonzekröngel ‘brood in worst-vorm’ (Kröngel is namelijk ‘worst’); Fonzekröngelknucker ‘banketbakker’; Fonzespetzen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘tarwe’ (Spetzen is alle graan, ook haver); Föstent ‘spinnerij’; Fösthuren ‘spinster’; Flitscheschmerf ‘meisjesmond’; Flitschefensteren ‘meisjesogen’; Fonkestines ‘kaars’; Fonkepley ‘zwam’; Fonkenbühl ‘wierookvat’; Fonkeblag ‘brandweerman’; Fonkeschütt ‘locomotief’; Fonkestines ‘pook’; Gehl ‘karolusgulden’; Geschröddeknucker ‘destillateur’; Geschröddenhark ‘herberg’ (is alleen Härk); Gölert ‘ezel’; Gronkwöhles ‘aardappel’ (zijn Joltzen); Gronzepretter ‘onderwijzer’; Gronzentent ‘school’; Gronzefück ‘kindervreugde’; Härksblag ‘herbergier’ (is Härkswöles); Härkswöles ‘kelner’ (geen onderscheid gemaakt met herbergier; natuurlijk); Horksfensteren ‘kattenogen’ (Hork is echter ‘kater’); Hühlfeuel ‘balkostuum’; Hufftesch’ (Tournure?); Hutzentomp ‘boerin’ (is Hutzin, maar het woord kon wel);Ga naar eindnoot80 Hutzenthürken ‘boerenmeisje’ (moet zijn Hutzenflitschken); Jennesentent ‘kazerne’; Jennessefeuel ‘uniform’; Jennessepretter ‘officier’; Jokep ‘teer’ (was een gewoon dialectwoord); Ketelsblag ‘koster’ (is: Santeswöles); Kladder ‘zeep’; Klau ‘steen, vijfpond’; Klischken ‘vetmannetje’; Kloppert ‘stokvis’; Knappköter ‘broodmes’ (is Knapkling); Knappspetzeklüth' (!) ‘korenveld’; Knök ‘rijksdaalder’ (is Platten); Knop ‘slag, oorvijg’; Knappert ‘kruit’ (is Puffert); Klettschblag ‘bedelaar’; Köthspetzen ‘gerst’; Köpel ‘hoofd’; Krabbelstines ‘penhouder’; Krabbelpoy ‘inkt’; Krommen ‘schelling’; Locke Schütt ‘schuifkar’; Locke Schetprögel ‘pistool’ (is Püffert); Locke Schwing ‘dolk’; Lopsteck ‘been, voet’ (is Sjtimpele); Lopp ‘kronendaalder’; Lost ‘degen’ (is Kling); Melesefeuel ‘zakrok’; Mohr ‘vlecht’; Mopp ‘knoop’; Mus ‘pistool’ (munt); Nettesenthuren ‘moeder’ (is Olmse); Noll ‘wc’ (moet zijn ‘douanekantoor’; ‘wc’ is Pɔ:əltent); Pardong ‘el’ (Perdong is ‘uur, afstand’); Paufeuel ‘slaaprok’; Peckert ‘vork’; Pempert ‘olie’; Pempertskrögel ‘oliefles’; Pielen ‘wortels’ (is Galgenpenn); Plotte Gehl ‘Friedrichsd'or’; Poytent ‘schip’ (is Poysjüt); Poytray ‘zwembroek’; Quutsch ‘werk’ (uitgeplozen touw); Resch ‘pruik’; Rohten ‘aardewerk’; Ruscherstent ‘schuur’ (is Vle:əgelstent); Schenk ‘viool’ (Brülgetau is ‘orgel’ en ‘speeltuig in het algemeen’); Schock ‘waar’; Schockelskrabbel ‘spoorkaartje’; Schömmel ‘krijt’; Schmelenhärkeknucker ‘haar-kammaker’; Schrom ‘Stunde’ (moet zijn ‘Uhr’; parts schröm ‘twee uur’ (tijd), parts perdong ‘twee uur lopen’); Schwing ‘sabel’ (is Kling); Spörken ‘zes stuiver’; Taat ‘taart’; Tellkrabbel ‘kerkboek’ (is Nosterkrabbel); Thürenteps ‘pijpdeksel’; Thürestines ‘roer van een pijp’; Trenzeleknucker ‘schoenmaker’ (moet zijn Trenzelejäter); Trenzeleknuckertswöles ‘schoenmakersknecht’; Troppertskau ‘paardenstal’ (is: Troppertsjoαt); Troppertshospel ‘draaimolen’; Troppertsblag (moet zijn Troppertsrühlblag) ‘paardenhandelaar’; Viltent ‘stad’; Villepretter ‘burgemeester’ (is: Troppertsblag); Vokseschmicks ‘Kuhbutter’ (Schmiks is boter); Wetten ‘stuiver’; Wifert ‘salade’; Wuppblag ‘waagmeester’. Ook van de bijvoeglijk naamwoorden en werkwoorden vallen er weg of er moeten andere woorden voor staan. De teksten (l.c. p. 18-32) zijn als de woordenlijst ‘wetenschappelijk gemaakt’. Zesenzeventig woorden staan hier, die wel uit kramertaalelementen zijn samengesteld, maar die echte Henese-Flecksprekers van een oudere periode niet kennen. Ja, er zijn er zelfs waar allang andere woorden voor waren. Deze woorden waren ook al echte kramertaalwoorden, Troppertsblag, e.a., maar zijn nog als geheimtaal gebruikt door het oudere geslacht. Gaan we nu eens na welke woorden in de Tiöttensprache en het Henese Fleck overeenstemmen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijking Tiöttensprache en Henese Fleck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts 25 woorden hebben het Henese Fleck en de Tiöttensprache gemeen. Ik heb het hele materiaal vergeleken. De Tiöttensprache geeft 273 woorden. Slechts 9% van de woorden toont dus overeenkomst. Opvallend is weer dat bijna geen samengestelde woorden overeenkomen: roedelshutsche, timesfailer, kloddenruscher, nosterpradde, nosterplugge, vertonen slechts in een van de samenstellende delen overeenkomst met het Henese Fleck, en zijn zelfstandig gevormd ná overname van de samenstellende delen. De in een vroegere periode overgenomen elementen zijn dus op kramertaalmanier verwerkt. Ook na verwijdering van de niet als betrouwbaar erkende elementen blijven er in het Henese Fleck nog wel zoveel samenstellingen en afleidingen over dat het de indruk van een echte kramertaal maakt, bijvoorbeeld samenstellingen met Hutz ‘boer’: Hutzentomp ‘boerin’ (ook Hutzin); Hutzewöles ‘boerenknaap’; Hutzenthürken of Hutzenflitschken ‘boerenmeisje’; Hutzeschwelf ‘boerenkiel’; Hutzefleck ‘boerengesprek’; Hutzentent ‘boerenhuis’. Verder komen samenstellingen voor met -blag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘man’ en -wöles ‘knaap’, zoals in de Tiöttensprache met -klitz of -failer.Ga naar eindnoot81 De overeenkomst tussen Henese Fleck en Kempens is niet zo groot als die tussen Kempens en Tiöttensprache. Ze bepaalt zich tot negen woorden: heet, quinten, meles, mol, murfen, nobes, poy, stiepen, zipken of ziemen. Het zijn weer de oudste woorden, en alle enkelvoudig. Tussen Henese Fleck en Kempense kramertaal is niet zo'n nauw contact geweest als tussen Kempens en Tiöttensprache. Een heel zuiver oordeel is hier echter moeilijk, daar het taalmateriaal dat ons uit de Kempen ten dienste staat zeer beperkt is tegenover het rijke materiaal uit Mettingen en Breyell. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kramertaal van GroenstraatDe geheimtaal van Groenstraat maakt een heel andere indruk dan de Tiöttensprache of het Henese Fleck. De eerste gegevens over deze taal vinden we bij Winkler.Ga naar eindnoot82 Hij rekent ze, met de taal van Breyell en Nieuwenhagen (bij Heerlen), tot het Oostermaasse kramerlatijn: Deze breielsche, nieuwenhaagsche en groenstraatsche kooplieden en marskramers spreken onder elkaar een bijzondere vorm van roodwaalsch, dat door andere menschen meestal kramerlatijn wordt genoemd, maar dat zij zelven henese flik, dat is schoone of goede taal noemen. Breyell is de hoofdzetel van deze taal. De heer E. Slanghen, letterkundige, burgemeester van Hoensbroek, verschafte Winkler een serie woorden uit dit ‘oostermaassche’ Bargoens. Deze woorden zijn genomen uit het oude boekje van Jansen over het Henese Fleck, bij Kluge: Rotwelsch, p. 446 afgedrukt. Het zou, als we alleen dit materiaal hadden, onnodig zijn over het Groenstraats apart te spreken. Er bestaat echter een studie van recente datum over deze geheimtaal.Ga naar eindnoot83 Dr. Endepols noemt z'n onderzochte taal Bargoens en tracht te bewijzen dat het een kramertaal is: Het is onze bedoeling aan te tonen, dat het Groenstraat-Bargoens een Krämersprache is, dialekties gewijzigd natuurlik, maar ten nauwste verwant met de Kramersprachen van het Oosten van ons land (t.a.p. p. 194). Een scherpe voorstelling van het verschil tussen kramertaal en Bargoens heeft de schrijver niet gehad en hij heeft, als Kluge, meer gelet op het beroep van de personen die de taal spreken dan op de taal zelf. Dr. Endepols merkt zeer juist op (p. 178): ‘De jongere vormingen zijn in het algemeen doorzichtiger en maken soms de indruk van schertsende, grappige woordscheppingen.’ Dat is echt het kenmerk van de ontwikkeling van de kramertalen. Verder zegt dr. Endepols t.a.p. p. 178: ‘Zeker is het, dat in de zogenaamde jongere laag veel minder Gaunerwoorden en hebr. elementen voorkomen dan in de andere laag.’ Hier ben ik van een andere mening dan dr. Endepols. De oudste laag van de kramertalen vertoont geen Joodse elementen. In het Groenstraats komen er 12 voor: talfer, bajes, tol, bezol, jatte, kielef, malbusj, beis, kazer, ken, bòj (is bajes), besjoelme.Ga naar eindnoot84 Deze Joodse elementen, waarvan we er geen enkel in het Henese Fleck of de Tiöt- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tensprache vinden, zijn van jongere oorsprong. Ook vele Bargoense woorden, overeenkomende met die van Zele en Maastricht, lijken me jonger. Nu zegt dr. Endepols dat hij z'n materiaal heeft van een ‘preventief zittende’, die in de eerste plaats geraadpleegd werd. Verder werden in Groenstraat zelf twee ‘Bargoenssprekers leeggepompt’. De sprekers zijn niet gelijk te stellen met ‘de jongens van de vlakte’, waarvan Köster Henke de woordenschat noteerde.Ga naar eindnoot85 Marskramers, venters, mijnwerkers vormen de leden dezer groep in de allereerste plaats. Maar ook meer gezeten burgers, leden van de handeldrijvende middenstand, kennen het Groenstraat-Bargoens, en maken er ook wel gebruik van ... Handelsreizigers - in klein formaat altans - uit en in deze streek behoren eveneens tot de sprekers in deze taal (t.a.p. p. 173). Later werd èn uit Nieuwenhagen èn uit de Groenstraat weer veel gevent met lucifers. Uit alles blijkt dat de Groenstraatse geheimtaal door een groep van kleine zwervers, die in onmiddellijk contact met Bargoenssprekers staat, in het leven gehouden is, heel anders dan in Mettingen, Breyell, en de Kempen, waar ze uitgestorven is of alleen nog maar gekend wordt door ‘deftige’ personen. Dat verklaart de Joodse en zuiver Bargoense elementen in deze taal, die oorspronkelijk kramertaal is. Groenstraats is een soort ‘verbargoenste’ kramertaal. Alle kenmerken van kramertaal zijn nog aanwezig, maar daarnaast is er een stempel op gedrukt van echt Bargoens. De verwantschap tussen Groenstraats en Kempens samen met Tiöttensprache is veel inniger dan die tussen Groenstraats en Henese Fleck. Het Kempens lijkt me wel de kern van deze kramertalen, waarmee Groenstraats en Tiöttensprache in het nauwste verband staan.Ga naar eindnoot86 Na voorgaande beschouwingen volgt hier als samenvatting een definitie van de kramertaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Definitie van kramertaalKramertaal is:
|
|