waerde
van tyt of gevolg of een verhael van eenigh bedryf begrypende, voorgaet, wordt
het Persoonlyke Werkwoort van den Noemer gevolgt; als in, Zoo lang Galatea in
't harte lagh, was 'er geene hoop; Zoo ras gy uwe ziel verzwooren hebt, blinkt
gy veel schooner; Indien gy uwe huisgoden paeit, zoo zal uw wynstok den
zuidewint niet gevoelen; Zoo ik gevilt worde, dat magh ik u danken; Terwyl ik
uwe voetstappen naspoore, zingen de springkhaenen my na; Wanneer de wint zich
verheffen wil, zult gy starren zien verschieten; Naerdien zommige overleeden
zyn, most men zich behelpen; Terwyl ik zat, begon het te regenen.
Doch deeze leste Uitzondering heeft alleen plaets, wanneer het
Persoonlyke Werkwoort van de Aentoonende Wyze is: in woorden van de Aenvoegende
Wyze heeft van den Vondel eertys den gemeenen Regel gevolgt; als in, Indien
wy van bosschen zingen, het opzicht over boschaedje passe ook den
burgemeester.
II. Persoonlyke en Bepaelde Werkwoorden, die eene Benoeming,
Gestaltenis of Zelfstandigheit uitdrukken, kunnen, in de Aentoonende
Wyze gestelt, voor en achter zich den Noemer van den zelven Persoone en het
zelve Getal te gelyk gedoogen.
En eerst, ten aenzien van Zelfstandige Naemwoorden; als in, Ik
heete Antoni; Alexander is koning; Cicero wordt burgemeester; ik blyve uw
diener.
Naderhant, ten aenzien van Byvoeglyke Naemwoorden, en van Lydende
Deelwoorden, Byvoeglyker wyze genoomen; als in, Niemant danst nuchteren;
Silenus lagh uitgestrekt; de hemel is betrokken; hy blyft stantvastigh; Dido
quam rustigh aengestreeken; of by omkeering, wanneer de persoon, die