Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsche spraekkunst (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsche spraekkunst
Afbeelding van Nederduitsche spraekkunstToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsche spraekkunst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.24 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A.M. Schaars



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsche spraekkunst

(1988)–Arnold Moonen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het II. Kapittel.

DE rechte Spelling bestaet hier in, dat zoo wel elke deezer Letteren, Klinkeren, in zynen rechten klank en rechte plaetse geschreeven worde, als anders elk Woort met zyne eigene boekstaven, zonder die te weinigh of te veel te hebben, uitgedrukt.

Weshalve Letters, die den Woorden in de Uitspraeke geene hulp toebrengen, als overtolligh, uitgelaeten en niet geschreeven moeten worden.

De rechte klank en het onderscheit deezer Letteren kan wyder gespeurt worden uit de voorbeelden der Spellinge: daer aengeweezen wordt, hoe elke Letter in het begin of midden of einde der Woorden gestelt worde, en klinke. Met de A spelt men Abt, adem, akker, ambacht, hart, smart.

Met de B Bal, ban, bek, bier, ebbe, kribbe.

[pagina 4]
[p. 4]

De B heeft in de uitspraeke gemeenschap met de P, haere gebuurletter; en dus is de B, die de lippen in het uitspreeken wat slapper opent, dan de P, als eene zachte P, en de P als eene scherpe B; gelyk blykt uit de Woorden slab en slap, labben en lappen, ebben en eppe, tobben en toppen.

De B, die voorhene plagh geschreeven te worden in Embden, hembden, is in deeze en diergelyke Woorden onnoodigh,

De C nu uitgesprooken, als eene scherpe S, heeft by de oude Latynen de uitspraek gehadt van eene K; als blykt, om dat Hic en hoc by hen, gelyk noch by ons, het geluit hadden van Hik en hok; niet van His en Hos; gelyk had moeten geschieden, indien de C de uitspraek eener scherpe S had. Pontus de Heuiter van Delft, Kanonyk van Gorinchem, die in den jaere 1581. eene Nederduitsche Spelkunst uitgegeeven heeft, (voor wiens bezittinge ik den beleefden Professor Reelant, erfgenaem zyner vaderlyke genegenheit tot my, hier mede opentlyk bedanke) zegt, dat deeze letter tot den afgang des Roomschen ryks benoemt is met den naeme van Ke. En dit kan uit oude Latynsche Letterkundigen ten vollen worden beweezen. Immers behoudt zy noch hedensdaegs voor de A, O, en U de kracht der K; gelyk eertyts mede voor de E en I; als blykt, om dat de Grieken den Latynschen naem Cicero door Kikeroon vertaelt hebben. Waerom zy ook van Suidas de Roomsche K of Kappa genoemt is. Uit welken hoofde Scioppius, wiens herdrukt Onderwys in de Latynsche Letterkunst my naderhant in handen is gevallen, insgelyks bewyst, dat de oude Romainen

[pagina 5]
[p. 5]

hun CAESAR of CAISAR (als zommige opschriften hebben) door KAISAR, gelyk de hedensdaegsche Hoogduitschen, hebben uitgesprooken; als mede Scipio, scire, discere, als of 'er Skipio, skire, diskere geschreeven stond.

Doch de Nederlanders, die de K hebben, behooren de C, nu verbastert van klank, niet te gebruiken. En zy behoeven ze ook niet, dan in het opmaeken van de dubbele letter, die de Grieken X, Chi noemen, en waer mede zy de naemen van Christus, Christoffer, Chrysostomus spellen.

Deeze Ch, van de Grieken niet alleen door χ, maer eertyts ook door twee merken KH in KHRONOS, KHARON uitgedrukt, en scherper, dan de G, als blykt uit het onderscheit tusschen lach en lag,echt, matrimonium, en egt, occat, juichte en ruigte, wordt altyt in het midden en einde der lettergreepe gebruikt, achter de Klinkers, in Och, doch, noch, toch, juichen loochenen huichelen, Acht, zacht, recht, knecht, licht, sticht, klucht, lucht, zucht; en achter de S, in schacht, schaep, schip, schoon, schuit, manschap, vrientschap, menschen, wenschen, en diergelyke; als mede in eenige Byvoeglyke Naemwoorden, die van Zelfstandige afgeleidt zyn, als, Aerdsch, hemelsch, helsch, wereltsch, Roomsch, Duitsch, Spaensch, Geldersch, Hollantsch-

De woorden cieraet, vercieren, cierlyk, die men van outs met eene C schreef, worden voeglyker, naerdien men by den verbasterden klank der C niet behoort te blyven, met eene S gespelt; gelyk van den Drost Hooft geschiedt; als Sieraet, versieren, sierlyk. En deezen voet moet men houden in

[pagina 6]
[p. 6]

het schryven van Sedel voor Cedel, en van Syfer voor Cyfer, als uit andere taelen, en van Schedula en Sifra afkomstigh.

Alle andere woorden, van Latynschen oirsprong, en met eene C beginnende, als, Celle, cippier, cyns, cingel, cirkel, moogen met de C onder de Nederlanders ook geschreeven worden; terwyl weder andere, uit het Grieksch oirsprongkelyk, schoon zy van de Latynen de C ontfangen, by ons hunne erflyke K nootwendigh moeten behouden; als in Keder, kibori, kichorei, kypres en andere.

De D heeft in den klank groote gemeenschap met de T, als beide de tong tegens de tanden slaende, en ras weder te rugge trekkende, doch de D slapper, dan de T. En dus is de D zachter van geluit; gelyk uit de volgende woorden blykt, Gad, een van Jakobs zoonen, gat, Zweed, zweet, doch, toch, dieren, tieren.

De E spelt ebbe, echt, effen, bel, helle, kelk, melk met een helder geluit. In Erf, kerk, werk, en in het gemeen voor de R klinkt zy eenigszins doffer.

De F vindt men in fel, flesch, fok, draf, staf, lyf, wyf, beffen, straffen.

De F, die met eene sterker beweeginge de onderste lip tegens de bovenste tanden trekt, dan de V, heeft in den klank eenige gemeenschap met de V, zo dat de F als eene scherpe V, en de V als eene zachte F wordt aengemerkt; gelyk blykt in fel en vel, fier en vier, frisch en versch.

Ook verkeert de F in veele woorden in een V; te weeten in het Meervouwige Getal der Buigingen en in de Tytvoegingen en haere verscheide Wyzen en Tyden; gelyk men zien kan in de volgende woorden, Wyf, wyven, graf, graven, brief, brieven,

[pagina 7]
[p. 7]

hof, hoven, schryf, schryven, groef, groeven. De Engelschen koomen hier mede eenigszins over een, die van wife wives, van knife knives, maeken.

Met de F worden, naer de wyze der Latynen, die Amfion, Fryx, Hierofanta spelden, de woorden geschreeven, die van uitheemsche taelen afkomstigh, de Ph gebruikten; als Fanuël, Farao, faem, filosoof, Stefanus, en andere.

Met de G spelt men Ga, gal, gelt, goet, bang, lang, rug, brug. De G, die met eenen sterken aessem uit het midden van den mont omtrent het gehemelte voortkoomt, heeft een blaezend geluit, het zy voor eenen Klinker, het zy voor eenen Medeklinker eene Lettergreep beginnende; gelyk in gaen, gout, gy, gloet, graeu.

Wanneer zy eene Lettergreep na eenen Klinker besluit, of eene Lettergreep begint, die op eene G volgt, schynt zy een geluit te hebben, dat, zachter, dan het voorgaende, van de Franschen door gue wordt uitgedrukt; gelyk in vlag, heg, rug, waggelen, troggelen, plaggen.

Voor al heeft de G zulk een geluit, als zy na eene N de Lettergreep eindigt; als in bang, gang, koning, wooning; of ook na eene N eene Lettergreep begint; als in Tanger, zwanger, engel, wrongel, honger, onger. Achter verlengde Klinkers of Tweeklinkers behoudt zy echter haer geluit; als in Vlaeg, plaeg, vlieg, boog, teug. Waerom achter zulke Byvoeglyke woorden gemeenlyk de H gezet wordt.

De H spelt Ham, hek, hier, hont, vryheit, blyheit.

In het opmaeken der dubbele letter, die by de Grieken xi, Chi genoemt wordt, dient ook de H, die door de C, van outs in haere kracht eene K, als

[pagina 8]
[p. 8]

boven gezien is, eene sterker uitblaezing ontfangt, dan zy van de G bekoomen kan. En dus spelt men door haer mensch, wensch, aerdsch, wereltsch, Duitsch, schyn, schoon, lichaem, juichen.

De H wordt van zommigen achter de G in het einde des woorts, daer zy van outs plagh geschreeven te worden, verworpen onder het voorgeeven van overtolligheit. Maer zy is noodigh, en brengt den Woorden in de uitspraeke hulp toe, zal men den wegh, dien men reist, van eene weg (wittebroot) den dagh, dien wy beleeven, van eene dag, dat een wapentuig en een tou te scheepe betekent, en plagh, solebam, vaneene plag, eene afgemaeide veltzoode, behoorlyk onderscheiden.

Om nu te weeten, waer de H achter de G diene gestelt te worden, waer niet, zoude men deeze regels kunnen geeven.

I. De Wortelwoorden in eene G eindigende, laeten achter zich geene H toe; als Leg, zeg, zaeg, vraeg, neig, buig en andere.

II. Zelfstandige Naemwoorden, na eenen langen Klinker of eenen Medeklinker eene G hebbende, wraeken insgelyks de H; gelyk Aegt, maegt, jeugt, deugt, hoogte, droogte, ruigte. De Byvoeglyke Woorden, als Graeg, traeg, veeg, hoog, droog, vuig en diergelyke, zoude ik hier van uitzonderen, en onderscheits halve met eene H in het einde schryven.

III. Zelfstandige en Byvoeglyke Naemwoorden, die na eenen enkelen Klinker in NG eindigen, verwerpen de H; als, Bang, eng, jong, lang, sprong, heining, wooning.

IV. Zelfstandige Naemwoorden, voor de G eenen

[pagina 9]
[p. 9]

enkelen Klinker hebbende, neemen eene H achter die aen; als, dagh, slagh, zogh, bedrogh, maght. Ook braght en gebraght van brengen.

V. Alle andere Naemwoorden, het zy Zelfstandige, het zy Byvoeglyke, die in het Eenvouwige getal na eenen enkelen Klinker in eene G uitgaen, die in het Meervouwige verdubbelt wordt, wraeken de H achter de G; als, Vlag, dag, pugio, log, vlug, rug, brug en andere.

De I hoort men in Ik, is, tin, zin, list, twist.

Met de J spelt men Ja, Jan, jok, jong, juk.

Met de K Kalf, kan, kegel, kint, knecht, bak, dak, dank.

De eigene naemen, die uit het Hebreeusch of Grieksch afkomstigh zyn, behooren ook met de K gespelt te worden, schoon in het Latyn met eene C geschreeven; als Kores, Kyrus, Kefas, Kyprus, Kyrenius.

Van outs plagh men in veele woorden de C voor de K te voegen, en te schryven voor Ik, blyk, ryk, wyk, ook, dus Ick, blyck, ryck, wyck, oock. Doch de C, deezen woorden in de uitspraeke geene hulpdoende, is hier geheel onnodigh en onnut.

Dewyl men de K billyk in haere eige plaetse behouden moet, en den natuurlyken klank, dien zy veroirzaekt, zonder oirzaeke aen geene andere letter overgeeven, moet men met twee KK schryven bukken, krukken, stukken; stokken, drukken; en niet met veranderinge der Wortelletter K in eene C (gelyk eertyts) bucken, krucken, stucken, stocken, drucken.

Eenigen dienen zich ook van de K in het spellen van quaet, quellen, quyt, schryvende kwaet, kwellen, kwyt: maer zonder noot; gelyk by de Q zal gezien worden.

[pagina 10]
[p. 10]

De L spelt Laf, lof, lust, vol, dol, heelen, hellen.

De M Maer, met, stam, stem, klimmen, nimmer.

De N Nacht, niet, nut, ban, been, binnen, onder.

Met de O boekstaeft men Och, of, op, orde, hof, hop, lot, kommer.

Doch hier is aen te merken, dat de O in alle woorden geenen zelven klank heeft; gelyk hier onder gezien wordt.

Eerste klank. Tweede klank.
OpHop
Bok, hoe dus.Stok
BolBol van een spinrokken.
BotGebot
DolDol in de roeischuit.
WolVolk.

De eerste klank deezer woorden zweemt eenigszins naer het geluit der O in de Latynsche woorden, non, fons, constans; de tweede naer de O in nos, noster, fortis, vox en propter.

Dit onderscheit in de uitspraeke moet men door het gebruik en de oeffening leeren: dan men zoude ten dienste der vreemdelingen de O in de woorden van den tweeden klank met eene streep kunnen tekenen, om hunne uitspraek daer naer te rechten, en schryven, Hóp, stók &c.

Ook zoude men deezen regel kunnen geeven: De O klinkt voor alle Medeklinkers niet even eens; voor de M en N behoudt zy haeren gewoonlyken klank; als, Om, stom, ton, ront, vond: voor de CH, F, G, GH, L, PR, S, T, wordt de uitspraek verandert; als in Och, noch, stof, lof, dog, zogh, bedrogh,

[pagina 11]
[p. 11]

hol, bol van een spinrokken, kop, krop, porren, orgel, los, vos, pot, kot.

Hier van worden echter uitgezondert de woorden, die in het Hoogduitsch door den Tweeklinker Au of door hunne volmondige U uitgesprooken worden; als Op, Bot, stolidus, Vol; die by de Hoogduitschen dus luiden, Auf, But, Ful. Bol, tuber, en dol, furiosus, worden by Hoog- en Nederduitschen even eens geschreeven en uitgesprooken.

Met de P speltmen Pacht, pek, punt, nap, trap, trop, krop.

De P, na een sterke sluiting der lippen uitgesprooken, heeft eenige gemeenschap van klank met de B, en is als eene scherpe B, gelyk de B als eene zachte P; dat uit de spellinge van slap en slab gemerkt wordt, en by de B. alrede is aengeweezen.

De P plagh van outs achter de M geschreven teworden in Ampt, amptman, amptenaer, &c. maeris in deeze en diergelyke woorden onnoodigh.

Met de Q spelt men door tusschenkomste eener U, die haer aen de volgende Klinkletter hecht, en het verschil tusschen haer en haere gebuurletter de Kmaekt, Quast, quak, quispel, quisten. Doch zommigen hebben in deezen tyt deeze letter verworpen, en daar voor KW begonnen te gebruiken, schryvende, Kwast, kwak, kwispel, kwisten. Maar wy keuren dit, als eene onnoodige nieuwigheit, met de beste schryveren ten eenen maele af; en zien geene redenen, dewyl men die woorden van outs met de Qu plagh te spellen, om die nu te verschuiven. Temeer, dewyl de Romainen hunne C en V, in klank en kracht de K en W gelyk, daer voor kunnende

[pagina 12]
[p. 12]

gebruiken, de Qu nooit gewraekt hebben: gelyk zy van andere volken, schoon hunne taelen verbeterende, ook niet verworpen is; hoewel de dichter Ronsard zyne Franschen al in de zestiende eeuwe met zyne kalité, kantité, voor qualité, quantité stoutmoedigh voorging. Waer by koomt, dat, indien men de spelling met Kw volgt, veelszins dubbelzinnigheit door misspelling en quaede scheiding der lettergreepen veroirzaekt kan worden; als in Gekwaek, gekweest, gekwel. En eindelyk, dat de weinige woorden, die met de Qu beginnen, geene nieuwe spelling met Kw behoeven.

Met de R spelt men Ramp, recht, ridder, rust, meester, hooren.

De S, een sterk geblaes, als blykt, om dat de Romainen voor causa, casus, divisiones, van outs uitgesprooken en geschreeven hebben caussa, cassus, divissiones, spelt Sap, schap, dat is, eene werking, en daer van vrientschap, boelschap, scherp, schicht, slot, smak, sop, suiker, glas, mes, menschen, muschen, vischen.

Met T worden gespelt Tak, tent, tin, tol, tucht, wet, wit, witten.

De T heeft eenige gelykheit in het geluit met de D, doch is scherper van klank, dan de D; gelyk men uit de volgende woorden kan merken, Wet, wed, wetten, wedden, smeeten, smeeden, en voorhene alrede by de D aengetekent is.

De T wordt met eenen valschen klank uitgesprooken in woorden van eene Latynsche afkomste, wanneer zy naemelyk de twee enkele Klinkletters Ië voorgaet; als in Oratië, justitië, redemptië, &c. die

[pagina 13]
[p. 13]

met eenen bastertklank gehoort worden, als of 'er Oraetsië, justietsië, redemptsië geschreeven is; daar nochtans niet te bedenken is, dat de tweede Klinker E, die in het einde deezer woorden de voorgaende I volgt, zulke eene verandering in de natuurlyke uitspraeke der T, die men hoort in Titus, Tiberius, maeken kan.

Met de T spelt men, als met de Merkletter, in de Werkwoorden den tweeden persoon in het Meervouwige Getal der Gebiedende Wyze; als, Neemt, geeft, leeft, hoort, zingt, &c. als afgeleidt van de Wortelwoorden, de tweede persoonen in het Eenvouwige Getal, Neem, geef, lees, hoor, zing &c.

De T is ook de merkletter en nootwendigh in het spellen der tweede persoonen van beide Getallen der Aentoonende Wyze, en des derden persoons in het Eenvouwige Getal; als Gy, Hy, Neemt, geeft, leeft, hoort, zingt &c.

Dit houdt zynen regel, schoon het Wortelwoort in een D eindigt, wanneer de T niet achtergelaeten wordt, noch de D in de T verandert. Want men schryft Gy, Hy houdt, wordt, vindt, landt, grondt, &c. alle afgeleidt van de Wortelwoorden in de Gebiedende Wyze, Houd, word, bind, vind, land, grond.

Met de U spelt men Uw, uchtend, dun, dubbel, gunst, lust, juk, nu.

Met de V Vat, vel, vink, vlak, vocht, vrucht, erven, sterven.

De V heeft in den klank (als boven by de F is aengemerkt) eenige gelykheit met de F, en gelyk de F eene scherpe V is, zoo is de V als eene zachte

[pagina 14]
[p. 14]

F; gelyk men merkt in het spellen van Vries en Fries,vel en fel.

Met W spelt men Wat, wet, wit, wol, wulp, wraek, eeuwen, leeuwen.

Van outs misbruikten zommigen de W in het spellen van Wt voor Uit: maer deeze misspelling is met reden verworpen; dewyl de W, die niet dan een Medeklinker is, en geene dubbele U, als men gemeenlyk wil, voor eenen anderen Medeklinker gevoegt, geen geluit kan maeken, en niet, dan alleen voor de R gevonden wordt; als in Wrak, wreet, wringen, wroegen, wryten.

In het spellen van vrouw, leeuw, eeuw, &c. is de W overtolligh; en het is hier genoeg, dat men schryve vrou, leeu, eeu; maer in het Meervouwige Getal wordt zy 'er welluidendheits halve by gevoegt; als men schryft vrouwen, leeuwen, eeuwen. En dit geschiedt ook in de Werkwoorden bouwen, brouwen, schreeuwen, van de Wortelwoorden bou, brou, schreeu afkomstigh.

In de Twee- of Drieklanken, die met eene U eindigen, magh de W de stede der U niet inneemen; als zonder oirzaeke en gront geschiedt, wanneer zommigen voor bou, trou, flaeu, nieu schryven bow, trow, flaew, niew. De U is een Klinker, de W een Medeklinker, die zonder misbruik hier niet geplaetst kan worden.

De X is eigentlyk eene Grieksche letter, die echter ook by de Latynen gebruikt wordt in de woorden van Ex, grex, lex, rex, nix, mox, vox. Doch de Nederlanders dienen zich van de X in het schryven der Grieksche en Latynsche naemen Xanthus, Xenophon, Xenokrates, Xerxes, Saxo, Styx.

[pagina 15]
[p. 15]

Maer zommigen gebruiken ook de X voor Ks, in het spellen van de volgende en diergelyke woorden, Zulx, schrix, blyx, ryx. Dan dit is, myns oordeels, eene nieuwigheit, die onnoodigh en ondienstigh is. Onnoodigh; want wat behoeft men zich van de Grieksche X te dienen in woorden, die men met de duitsche Ks bequaemlyk kan spellen? Ondienstigh; dewyl het spellen van zulke woorden met eene X hunne betekenis voor de uitheemschen verduistert. Want schryft men, de staet des ryx, zoo zal een vreemdeling zoo licht niet verstaen, dat ryx koomt van ryk, dan of men ryks schreef. Dus zal ook een uitlander lichter zien, dat schriks koomt van schrik, en blyks van blyk, dan of 'er schrix en blyx stond. Derhalve is best, dat men de Ks in het spellen van zulke woorden, die ze uit hunnen aart vereischen, behoude. Fix, dat vast betekent, en, van het Latynsch fixum afkomstigh, onder ons het burgerrecht verkreegen heeft, wordt met de X billyk en natuurlyk gespelt.

De Y plagh van outs by de Grieken gebruikt te worden voor eene enkele U; en dient men zich van haer in het schryven van oude Grieksche naemen, Pyrrhus, Phrygië; alwaer zy dan de Grieksche uitspraek behoudt. Maer van haer geluit en gebruik by ons zal onder de Klinkletters worden gesprooken.

De Z had van outs by de Grieken de kracht van Ds; en wert van de Latynen somtyts in Ss verandert, en dus hart en zacht uitgesprooken, even als of zy eene dubbele letter waere.

Maer eenige Nederlanders plaghten die somtyts voor eene S te gebruiken; zoo dat zy de woorden, die met eene S scherp of zacht klonken, zonder

[pagina 16]
[p. 16]

onderscheit nu met eene S, en dan met eene Z spelden en schreeven, hoewel zich meest dienende van de S.

Doch in de Tweespraeke der Nederduitsche Letterkunst, voor hondert en twintigh jaeren by de Kamer in Liefde bloeiende te Amsterdam uitgegeeven,(door Henrik Laurenszoon Spiegel, meent men, geschreeven) wordt getuigt, dat onze voorouders, gelyk uit oude drukken en brieven blykt, de Z dikwyls en voor eene zachte S plaghten te gebruiken, schryvende Zee, zoon, zon &c.

Dit gebruik is toen by den gemelden Spiegel en zyne kunstgenooten weder ingevoert, en sedert dien tyt van de treflykste Nederduitsche schryveren gevolgt: als van D.V. Koornhert in zyne vertaelinge van Boëthius, die in het jaer 1585. het licht zagh, Hooft in zyne Gedichten en Historiën, en van den Vondel in zyne Treurspelen, Dichten en Vertaelingen. En deeze hebben hier in tot hunne toestemmers de Fransche schryvers, die ook zoo zacht een geluit aen de Z geeven in de getalwoorden Onze, douze, treize, quatorze &c.

En met reden. Want ik hebbe langen tyt geoordeelt, dat de Z in de kracht en den klank zoo wel, als in de gedaente en het maeksel overeenkoomt met die letter der Hebreeuwen, die zy Zain noemen, en dus ז schryven; waer aen zy het allerzachtste geluit der S toeëigenen. En ik ben te deezer uure blyde, dat de Kanonyk de Heuiter, wiens Nederduitsche Spelkunst my eerst voor twee maenden in handen viel, met my hier in eens is, vergelykende de Nederduitsche Ze met de Hebreeusche Zain, en daer

[pagina 17]
[p. 17]

aen eene natuurlyke en minnelyke zoetheit, die met een weinigh geblaes voor uit den mont spruit, by de Grieksche Zeta niet te vinden, met waerheit toeschryft.

Voorts kan het onderscheit tusschen het zachte geluit der Z, gelyk het nu in gebruik is, en den scherpen klank der S gezien worden in de volgende woorden:

Zant der zee, Sant of heilige,
Zaei,Saei van Honskooten,
Zuiger,Suiker,
Zadel,Sabel,
Zolder,Soldy,
Zuchten,Suffen.,

De Z, dan voor de zachtste S genoomen, wordt op de volgende wyze gebruikt: Zacht, zant, zin, zogh, zucht, zeker, zuster, verzaemen, bezichtigen, gehoorzaemen.

Van de Medeklinkeren ontfangt de Z om haere zoetheit geenen achter zich, dan alleen de W; als in Zwaer, zwart, zweep, zwichten, Zwolle, zwyn. Weshalve zy ten hoogsten quaelyk schryven, die, haer met de scherpe S gelyk stellende, bestaen hebben te spellen Zlaen, Znel, en (het geen wy onder de misslagen der ouden rekenen) Zmyrna, zmaragdus.

Ook eindigt zy daerom geen Woort, dan alleen in de Hebreeusche naemen; en geene lettergreep, dan wanneer haer, uit eene S verandert, E, En, End, Er, of Ing, Igh volgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken