| |
| |
| |
elfde nummer Gedateerd: November 1935 (Verschenen na 11 november 1935 (BW III, 324) en voor 15 november (BW III, 328))
IV 11, 1029 Nederland
IV 11, 1030-1031 De opheffing van forum
De Nederlandsche redactie van Forum
Zie ook IV 11, 1049-1070 en 1094-1095.
De redactie kondigt aan dat eind 1935 Forum zal ophouden te bestaan, en geeft haar opvatting over de gebeurtenissen die tot de opheffing geleid hebben. ‘De samenwerking tusschen de Nederlandsche en Vlaamsche redacties, die gedurende twee jaar de basis van Forum's bestaan heeft uitgemaakt, was aangegaan op den grondslag van wederzijdsche onafhankelijkheid bij de beoordeeling der bijdragen; een dergelijke onafhankelijkheid scheen beiden partijen gewenscht, omdat zij, hoewel op meerdere punten verwantschap voelend, de bestaande verschillen tusschen Noord en Zuid niet wilden veronachtzamen. Tusschen beide redacties is sedert geruimen tijd een meeningsverschil ontstaan over een bijdrage, die door de Nederlandsche redactie met algemeene stemmen was aanvaard; de katholieke leden der Vlaamsche redactie meenden op grond van de strekking dezer bijdrage bezwaar te moeten maken tegen publicatie. Aangezien de Vlaamsche redactie (althans haar katholieke meerderheid) zich, na gepleegd overleg, en na eenige formeele concessies door de Nederlandsche redactie aangeboden als onvoldoende van de hand te hebben gewezen, op het standpunt stelde, dat zij bij plaatsing van bedoelde bijdrage niet langer de redactioneele verantwoordelijkheid zou kunnen dragen, en de Nederlandsche redactie niet op de door haar genomen beslissing meende te kunnen terugkomen zonder een ernstig precedent te scheppen, dat een inbreuk zou beteekenen op den grondslag der wederzijdsche samenwerking, kon het hangende geschil niet tot een goede oplossing worden gebracht. Dus moest besloten worden de uitgave van Forum te staken, aangezien voortzetting van het tijdschrift op andere basis in verband met de tijdsomstandigheden niet wenschelijk mocht worden geacht.
De Nederlandsche redactie betreurt het, dat deze oplossing de eenig-mogelijke is gebleken, en dat een geschil van principieelen aard heeft geleid tot de opheffing van een tijdschrift, waarin beide partijen overigens steeds in goede harmonie en met toewijding konden samengaan. Zij brengt bij dit afscheid haar hartelijken dank aan den uitgever, die steeds op de onbekrompenste wijze de belangen van Forum heeft behartigd, en aan haar lezers voor hun gewaardeerden steun.’
De tekst van dit stuk is geconcipeerd door Ter Braak en half oktober rondgestuurd aan alle redacteuren (BW III, 304). Bijschrift van Ter Braak op het
| |
| |
concept voor Van Vriesland en Vestdijk (in Forumcollectie LM): ‘Hierbij concept verklaring, die ik ook aan de Vl. red. heb gezonden, in de hoop, dat beide partijen dit stuk kunnen teekenen.’
De Vlaamse redactie weigerde mee te tekenen. Zie voor een paar punten daarbij de brief van R. Herreman aan Menno ter Braak, 20 oktober 1935 in Maurice Roelants, Roman, 158-161.
De verschillen tussen het concept en het definitieve stuk heeft Maurice Roelants aangegeven in Roman, 156-157. De dank aan de uitgever, die Ter Braak niet in het concept opgenomen had, is een toevoeging van Van Vriesland, die het stuk op verzoek van Ter Braak ook aan Zijlstra had laten lezen. Zie daarvoor ook de brief van Menno ter Braak aan Victor E. van Vriesland, 22 oktober 1935, in Roman, 162-163.
Opgenomen in Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of les liaisons dangereuses, Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam [1965].
| |
bespreking
Propria Cures (zie IV 12, 1174-1178).
Albert Kuyle in De Nieuwe Gemeenschap, oktober 1935, blz. 462-463 en 474. De Nieuwe Gazet, 12 december 1935:
‘We waardeeren des te meer de directheid van de Nederlandsche uiteenzetting omdat de gewrongenheid van den pedanten tekst der zelfgenoegzame Vlamingen zoo opvallend is.’
| |
IV 11, 1032-1048 Hemelsche en aardsche poëzie [1]
S. Vestdijk
N.a.v. J. Greshoff, Gedichten 1907-1934, Boucher, 's-Gravenhage, 1934.
S. Vestdijk aan J. Greshoff, 16 augustus 1934: ‘Menno is nog steeds met vacantie, zoodat de redactie van Forum nu wel zeer verstrooid is. Ik voltooide in dien tijd een essay over jouw dichtbundel, die bij Boucher is uitgekomen. We waren eerst van plan het als een verrassing voor jou zoo maar onverwacht in Forum te zetten, maar de voorpret is toch ook wat waard.’ (Brief in collectie-Vestdijk in LM.)
S. Vestdijk aan J. Greshoff, 17 januari 1935: ‘'t Is wel grappig, dat juist jouw poëzie, die nogal eens als “licht” te boek staat, mij “inspireerde” tot een zwaar philosophische inleiding; er zit hier ook iets in van een ironische tegenstelling en misschien tevens een lesje voor de critici, die niet de wijdere aspecten achter je werk vermogen te zien.’ (Brief in collectie-Vestdijk in LM).
Du Perron aan Ter Braak, 23 december (BW III, 357): ‘Het is of hij van a tot z gedacht heeft: “Nu zal ik het werk van Greshoff toch eens zoo ernstig en gewichtig maken dat zelfs jullie ervan schrikken”. Bon, er is - mits met humor - veel te zeggen voor zoo'n opvatting.’
Het eerste stuk is verwerkt in het hoofdstuk Prolegomena eener aesthetiek in S. Vestdijk, De Poolsche ruiter, Kroonder, Bussum, 1946; het tweede stuk in J. Greshoff, Gedichten 1907-1936, Stols, Maastricht-Brussel, 1936; en onder de titel Over den dichter J. Greshoff in S. Vestdijk, Lier en lancet, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1939.
| |
| |
Kopij-enveloppe van Forum
| |
IV 11, 1049-1070 Virginia
Victor Varangot
opdracht
Aan J. Greshoff
| |
motto
Su gar m'ebioosao, kourè [Odyssee, 8ste boek, r. 468]
De oorspronkelijke titel was De complotten om Virginia, en het oorspronkelijke motto: ‘Naar goud en moraal moet men soms diep graven!’ Dat blijkt uit het ‘net’-handschrift in het bezit van Victor Varangot.
Het stuk is gedateerd ‘Brussel, Jan. '34’.
Varangot heeft het verhaal via J. Greshoff aan Menno ter Braak laten sturen. De redactie-envelop vermeldt als datum van ontvangst 24 april [1934]; de oordelen van de redacteuren waren: Ter Braak: ‘sterk voor’; Vestdijk: ‘voor’; Van Vriesland: ‘voor’.
Menno ter Braak aan Victor Varangot, 28 april 1934 (brief in bezit Victor Varangot): ‘Gisterenavond heb ik eindelijk (na het vermoeiend vervaardigen van een boekenweekblad van Het Vad.) tijd gevonden om je novelle Virginia te lezen. Ik ben er zeer over te spreken! Dit verhaal bevestigt me, wat ik van
| |
| |
je eerste zending af verwacht heb: je originaliteit en meer dan dat. Misschien herinnert de opzet en ook de “irrealiteit” der situaties en personages wel ietwat aan Bij gebrek aan ernst van du Perron (het komt, dunkt mij, uit dezelfde behoefte aan “spel” voort), maar dat beteekent toch allerminst, dat je dien stijl imiteert of zelfs maar volgt. Neen, ik vind dit ding in zijn soort een volstrekt gaaf en persoonlijk stuk werk. Voor de Hollanders ongetwijfeld zeer stuitend door de uitstekende “ongevoeligheid”, waarmee je de z.g. gevoelens inzake de liefde behandelt. Natuurlijk ben ik zeer voor opname in Forum; Vestdijk, die het gisteravond eveneens hier las, dit ook; hij vond het slot iets minder dan de rest, maar ik ben dat niet met hem eens. De banale ontknooping zou geweest zijn, dat V. geen maagd bleek te zijn, maar dat heb je terecht vermeden.’
Ter Braak had het verhaal in het augustusnummer van 1934 willen plaatsen, maar verving het door Drievoudig afscheid van H. Marsman (III 8, 766-778), omdat hij Virginia voor het novellennummer wilde reserveren (zie de notitie bij II 9, 641-658).
Ondertussen deed J. Greshoff blijkbaar moeite om een uitgever voor het verhaal te vinden. Op 21 juni 1934 schreef de uitgever Bob van Kampen aan Greshoff (brief in collectie-Greshoff in LM): ‘Ik vind Virginia uitstekend, en waardeer dat je weer aan mij gedacht hebt. [...] Virginia mogen we nu nog niet uitgeven. Het is iets waar het geld lang niet zou uitkomen en we kunnen zooiets niet op onze schouders nemen op 't oogenblik. Misschien is het ook beter het niet te laten verschijnen. Te wachten tot z'n werk iets rijper is.’
Menno ter Braak aan Victor Varangot, 13 november 1934 (Brief in bezit Victor Varangot): ‘Laten we eerst even afspreken, dat we elkaar nu bij den naam noemen! Het feit van het leermeester-leerlingschap is nu op den achtergrond gekomen, lijkt me.
De zaak met het novellennummer is allervervelendst. Het had in Nov. moeten verschijnen, en nu dat niet gebeurd is, wordt het minstens Maart. Natuurlijk laat ik Virginia daarvoor niet liggen. Maar ook Debrot met zijn Negerin is gedupeerd. Ik zou je nu dit willen voorstellen. Debrot verschijnt in Dec. en Jan. (= 42 pag.), Virginia in Febr., maar jij zendt mij nog iets nieuws (niet te lang in dat geval!) voor het Dec nummer. Op die manier komt er dan toch wat schot. Het laatste uiteraard behoudens goedkeuring door redactie Forum.’ De extra-bijdrage voor december 1934 is blijkbaar niet doorgegaan, maar Ter Braak zag nu kennelijk kans Virginia in het februarinummer te krijgen. Toen Marnix Gijsen de proeven daarvoor onder ogen kreeg (uit beleefdheid stuurden beide redacties elkaar hun proeven toe), was hij zo geschokt na de schrik over Du Perrons Jonge Indiesman in het januarinummer dat hij zich uit de redactie terug wilde trekken. De brief die hij toen schreef, is opgenomen in de notitie bij IV 1, 19-30.
Op 1 februari vroeg Zijlstra door de telefoon aan Ter Braak of Virginia een maand kon blijven overstaan, omdat er moeilijkheden over waren in de Vlaamse redactie. (Roman, 60).
Op 2 februari deelde Roelants het besluit van Gijsen aan Ter Braak mee en vervolgde (Roman, 58-59): ‘Als gij u in de situatie van een katholiek wilt indenken zult gij wellicht tot het inzicht komen, dat althans met Virginia de grenzen van de stilzwijgende overeenkomst zijn overschreden, die ipso facto
| |
| |
bestaat wanneer mensen van vrijzinnige en katholieke opinie samenwerken en die er toe strekken moet elkaar niet voor het hoofd te stoten. Publikatie van Virginia, mede onder mijn vlag, vind ik eveneens een tekortkoming te mijnen opzichte. Ik zeg het u vrijmoedig.’
Roelants en de overige Vlaamse redacteuren vonden het overigens onjuist dat Gijsen ze voor een fait accompli stelde.
Menno ter Braak aan Maurice Roelants, 4 februari 1935 (Roman, 60): Voor mij is het nog steeds niet duidelijk, waar het eigenlijk om gaat; maar dat zal wel komen, omdat ik van de katholieke moraal niets begrijp. Gaat het om ‘erge’ woorden of ‘erge’ situaties of wat? [...] dat iemand als Gijsen, die de romans van Walschap blijkbaar zeer acceptabel acht, tegenover dit volstrekt ‘fantaisistisch’ verhaal plotseling zijn katholicisme zo zwaar voelt wegen, dat hij zonder enig overleg uit de redactie treedt, is mij volkomen onbegrijpelijk.’ Op 4 februari 1935 besluit Gijsen niet uit de redactie te treden (Roman, 64) en de Vlaamse redactie vraagt om een gezamenlijke vergadering van beide redacties.
Zie voor een overzicht van de ontwikkeling die tot het einde van Forum leidde, de verklaringen van de beide redacties in Forum IV 11, 1030-1031 en 1094-1095, het stuk van Menno ter Braak in IV 12, 1174-1178 en het hoofdstuk Einde in dit boek.
| |
bespreking in brieven
Du Perron aan Ter Braak, 16 november 1935 (BW III, 328-329): ‘Het is een hupsche satyre - in een amerikaanschen “bij-gebrek-aan-ernst”-stijl, die aan Stephen Leacock doet denken - maar, ofschoon ik het werkelijk met plezier las, zoodra je het uit hebt kan het je niks meer schelen. Dat de “Vlaamsche redactie van Forum” hier zoo'n keet over gemaakt heeft, bewijst het peil waarop Forum in Vlaanderen werd gelezen!’
Ter Braak aan Du Perron, 21 november 1935 (BW III, 330): ‘Ik vind Virginia bij herlezing ook nog aardig. Maar evenzeer niet meer dan een grap; als dat het hoogtepunt van 's mans oeuvre moet blijven, is het toch niet zoo leuk.’
Handschrift van Virginia in bezit van Victor Varangot; drukproef in AMVC. Opgenomen in Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of les liaisons dangereuses, Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam [1965].
| |
IV 11, 1071-1092 Else Böhler, Duitsch dienstmeisje [11]
S. Vestdijk
| |
| |
IV 11, 1093 Vlaanderen
IV 11, 1094-1095 De opheffing van forum
Marnix Gijsen [,] Raymond Herreman [,] Maurice Roelants [en] Gerard Walschap
Zie ook IV 11, 1030-1031 en 1049-1070.
‘Twee jaar geleden werd er in Forum op gewezen, dat de Nederlandsche en de Vlaamsche redacties van elkaar onafhankelijk waren. Naar aanleiding van een door de Nederlandsche redactie aangenomen bijdrage werd het van Vlaamsche zijde noodig geacht den grondslag van het samengaan te herzien.
Bij het overleg daaromtrent kwamen twee opvattingen tot uiting. Volgens de eene zou de onafhankelijkheid van beide redacties haar natuurlijke begrenzing dienen te vinden in het voor elke samenwerking noodige beleid der redacteuren om, bij de bestaande verschillen in levensbeschouwing, elkaar geen ernstigen aanstoot te geven. Dit moet aldus worden begrepen, dat bijdragen met hooge litteraire verdienste sommige ethische bezwaren hun absoluten zin kunnen ontnemen en omgekeerd, dat bij de beoordeeling van bijdragen met minder overtuigende waarde alle ethische overwegingen niet kunnen worden voorbijgezien. Daartegenover stond de opvatting, dat op deze wijze compromissen met voor iedereen onaangename zijden onvermijdelijk zouden worden, terwijl bovendien het begrip onafhankelijkheid zijn volstrekten zin zou kunnen verliezen.
Daar beide opvattingen verstrengeld zijn met de geheele persoonlijkheid der redacteuren, kon de inspanning van een bemiddelingsgezinde fractie niet verhinderen, dat iedereen terugkeerde tot het eigen zuiver principieele standpunt. In de gegeven constellatie moest dan ook, ondanks alle onderlinge waardeering, van verdere samenwerking worden afgezien.
Aan de uitgeversfirma Nijgh & Van Ditmar N.V. brengen wij van harte hulde voor de in alle omstandigheden breed uitgemeten tegemoetkoming bij de uitgave van Forum. Wij danken ook de lezers voor hun belangstelling.’
Voor de tekst van dit stuk heeft een ontwerp van Gerard Walschap ‘als vertrekpunt’ gediend (Roman, 166). Op de vraag van Roelants of Walschap met de uiteindelijke tekst kon instemmen, was het antwoord (Roman, 167): ‘Het is met mij zo ver gekomen dat ik voortaan alles zal ondertekenen, als men er maar mee ophoudt. Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk!’
De Nederlandse redactie kreeg nog gelegenheid om deze verklaring mee te ondertekenen, maar ‘Noch van Vriesland, noch Vestdijk, noch ik zouden jullie verklaring in deze vorm kunnen tekenen. Het lijkt mij het beste, dat wij ieder voor ons onze belijdenis publiceren.’ (Menno ter Braak aan Maurice Roelants, 30 oktober 1935 - Roman, 169).
Opgenomen in Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of les liaisons dangereuses, Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam [1965].
| |
| |
Slot van Ter Braaks concept voor De opheffing van Forum met toevoegingen in de hand van Ter Braak en Van Vriesland
| |
bespreking
De Nieuwe Gazet, 12 december 1935:
‘We weten niet wie dit stukje opstelde. De geest is ongetwijfeld deze van de katholieke meerderheid. Deze heeren welke vuur en vlam spuwden toen de pastoors-kritiek Walschap naar de ziel tasttte, hebben natuurlijk niet geleerd, dat ware verdraagzaamheid bestaat in het eerbiedigen van ieders opvattingen. Zij zijn breed van opvatting zoo lang hun levensbeschouwing niet in het gedrang kan komen. [...] Ook zal een samenwerking tusschen katholieken en vrijzinnigen altijd beteekenen dat deze laatsten een deel van hun vrijheid offeren moeten.’
| |
| |
| |
IV 11, 1096 Inhuldiging [g]
Willem Elsland [pseudoniem van Gilbert Degroote]
bio- en bibliografische gegevens
Gilbert Degroote werd geboren op 28 januari 1914 in Wakken. Hij studeerde Germaanse filologie en is sinds 1966 hoogleraar aan het rijksuniversitair centrum in Antwerpen. Hij verzorgde onder andere uitgaven van het werk van Jan van den Dale en Jan Smeken.
Hij publiceerde ten tijde van Forum ook in De Tijdstroom (1933, als Wim Elsland).
Documenten en knipsels in AMVC.
| |
IV 11, 1097 Fabrieksschacht [g]
Willem Elsland
IV 11, 1098 Aan P. van Langendonck [g]
Paviljoen der letterkunde. Bij 't manuscript: Die Lotusblume N.A. Drojine
Het gedicht Die Lotusblume van Prosper van Langendonck (1862-1920) is opgenomen in Prosper van Langendonck, Gedichten en Starkadd, Drama van Alfr. Hegenscheidt, Elsevier, Amsterdam, 1939.
Opgenomen in A.G. Christiaens, Uit de toren, De Bladen voor de Poëzie, Mechelen, 1937.
| |
IV 11, 1099-1105 Een monografie over Verschaeve
Gerard Walschap
Bespreking van Dirk Vansina, Cyriel Verschaeve, Zeemeeuw, Brugge, 1935. Dirk Vansina (1894-1967) heeft verscheidene boeken geschreven over de omstreden Vlaamse dichter en toneelschrijver pastoor Cyriel Verschaeve (1874-1949) die in de tweede Wereldoorlog voorzitter van de Vlaamse Kultuurraad was en in ballingschap in Oostenrijk stierf.
| |
IV 11, 1106 Uitverkoop [g]
M. de Doncker
bio- en bibliografische gegevens
Maurits de Doncker werd geboren op 21 november 1903 in Gent en overleed op 4 september 1966 in Gent. Hij was vertaler bij het ministerie van justitie. Documenten in AMVC.
Opgenomen in Maurits de Doncker, Opera, Varior, Sint-Amandsberg, [1935].
| |
IV 11, 1107-1108 Moederschap [g]
Bert de Corte [moet zijn Decorte]
| |
| |
IV 11, 1109-1130 Het leven drijft ... [1, voortgezet in 12] [Romanfragment]
André Demedts
Opgenomen in André Demedts, Het leven drijft, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam [1936].
| |
besprekingen
Gerard Knuvelder in Roeping, december 1936:
‘Demedts bezit al datgene wat Vestdijk mist: contact met het leven in een volheid, waartoe “stadslucht” het steeds zeldener ontplooien laat.’
F.V. Toussaint van Boelaere in Algemeen Handelsblad, 26 januari 1937.
R. Sarolea in Gazet van Antwerpen, 31 januari 1937.
Maurits Gilliams in Contact, januari 1937.
Menno ter Braak in Het Vaderland, 14 februari 1937 (VWtB VI, 325-330): ‘De stijl is die van een veruiterlijkten en gerekten Walschap, maar de essentie van dien stijl ontbreekt; wie bovendien een dorpsdokter in romantisch formaat wil zien, kan beter Antoon Coolens laatste boeken ter hand nemen.’
Lode Monteyne in De Nieuwe Gazet, 14 maart 1937.
Jan Vercammen in De Standaard (België), 17 juli 1937.
J. van Heugten in Boekenschouw 30 (1936-1937), blz. 314-315:
‘In Demedts roman vinden we niets van die bedenkelijke eigenschappen die zooveel hoog-Nederlandsche boeken zoo smakeloos maken; er is hier geen copieerlust, geen psychologisme, geen alcooflucht.’
Georges Covekuyt in Thuna IV, 3.
| |
IV 11, 1131-1132 De keerzijde. Ter vervanging van Forum
M[aurice]. R[oelants].
Naar aanleiding van de ‘necrologieën’ die ‘intieme vrienden en vijanden’ aan Forum wijden.
Johan de Maegt (1876-1938), redacteur van Het Laatste Nieuws, had in De Vlaamsche Gids anderhalve kolom gewijd aan De keerzijde en daar onder andere in betreurd dat hij zo weinig plaats voor Forum gehad had. (Zie ook de notitie bij IV 10, 970). Hij zag nu plaats voor een nieuw blad ‘waarin journalistiek-letterkundig, d.i. zakelijk, levendig en aktueel, alle onze kunstuitingen worden besproken - muziek, film, radio, dans inbegrepen; waarin we zouden ijveren voor zuivere taalvormen, voor verspreiding van het algemeen Nederlandsch, zouden strijden tegen de toenemende klankverdoffing van onze taal in Noord en Zuid; waarin we het dilettantisme zouden aanmoedigen in den ouden vorm, ook weer terug zouden voeren tot beoefening en zoo tot begrip van muziek en kunstdans, die zoo deerlijk in 't gedrang komen door radio en “jazzhot”.’ En als dat niet kon, dan kon men misschien proberen De Vlaamsche Gids nieuw leven in te blazen.
Daar verwachtte Roelants weinig van, omdat de net vernieuwde redactie van De Vlaamsche Gids zeven professoren omvatte, ‘die - het is nooit te laat - in den 24en jaargang van den Vlaamschen Gids den dood voor het leven doen wijken. Maar stil, daar is voor ons de weldoende man met de zeis. Vrede zij op aarde den argeloozen en braven.’ |
|