besprekingen
Maurice Gilliams in Contact, mei 1936:
‘René Berghen beschrijft niet slecht; wanneer hij zielstoestanden poogt te ontleden, is hij minder genietbaar.’
Lode Monteyne in De Nieuwe Gazet, 18 juni 1936.
Dietsche Warande en Belfort, september 1936, blz. 629.
Lode Monteyne in De Vlaamsche Gids, september 1936, blz. 558-559.
Anton van Duinkerken in De Tijd, 8 oktober 1936:
‘Hij drukt bij deze weinig joyeuse entrée [in de Nederlandse litteratuur] het voetspoor van zijn leermeester, den Belgischen schrijver E. du Perron, die in zijn dikken roman Het land van herkomst, weze het dan met onmiskenbaar talent, de onaangenaamste mededeelingen verschafte omtrent het milieu waarin hij zijn opvoeding genoot. [...] Men heeft hier niet te maken met het goedkoop soort perversiteit van den pornograaf, die gaarne smerige dingen vertelt, men heeft te maken met een perversie van de moreele normen. Op dit verschijnsel dient tegenwoordig te worden gewezen.’
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, februari 1937.
Menno ter Braak in Het Vaderland, 13 februari 1937 (VWtB VI, 325-330). R. Blijstra in De Stem, juni 1937, blz. 649-651 (Critisch Bulletin, blz. 185-187): ‘De poging van Berghen om, met voorbijzien van alle “vakliteratuur” die over [het “minderwaardigheidscomplex”] in de laatste tientallen jaren ontstaan is, zuiver literair op een probleem terug te komen, dat tijdelijk der letterkunde ontvreemd was, is moedig. Dat hij bij deze poging niet roemloos gesneuveld is, getuigt van een enorme zelfstandigheid.’
Victor E. van Vriesland in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 1937 (OV II, 263-265).
Raymond Brulez in Le Nouveau Journal:
‘Il a commis l'erreur de choisir la forme fragile de la nouvelle pour contenir une matière beaucoup trop importante.’