| |
| |
| |
vierde nummer Gedateerd: April 1935
IV 4, 301 Vlaanderen
IV 4, 302-308 De filosoof op den ring
Raymond Brulez
Reactie op IV 3, 258-262.
Brulez bestrijdt een paar voorbeelden van Lamberty. De schrijvers die Lamberty genoemd heeft, zijn ‘in zoover “litterair”, als zij uit de conflikten van hun wereld en van hun tijd essentieele waarden, eeuwige motieven ontwikkelen, motieven waarvan het zwaartepunt berust in het hart en in den geest van den mensch zelve [...] en niet in de sociale of politieke gebeurtenissen [...]. Kortom, wij aanvaarden als “litterair”: al wat bleek “aere perennius” te zijn.’ En Brulez vraagt zich af of Lamberty zich nog warm kan maken voor Dantes politieke rol in de strijd tussen Welfen en Gibellijnen.
Het gedicht In alle pijn die door mij heeft gewoeld van Henriette Roland Holst heeft Brulez wel eens in een Vlaams-nationalistisch milieu horen voordragen; in de regel ‘O had ik socialisme nooit gekend’ was ‘socialisme’ vervangen door ‘nationalisme’.
Het voorbeeld van Marx als invloedrijk literator maakt weinig indruk op Brulez, ‘want niemand (buiten misschien Kamiel Huysmans?) zal, meen ik, er ooit aan denken Het kapitaal binnen de grenzen der litteratuur te smokkelen.’ Evenzeer buiten de literatuur valt Mein Kampf, en dat is er toch maar in geslaagd ‘niet alleen het pacifistische Im Westen nichts Neues, maar zoowaar de geheele litteraire productie der hedendaagsche Duitsche Montesquieu's, Diderots, Rousseau's en Voltaire's schaakmat te zetten,’ en daar blijkt de waarheid uit van de stelling dat het literaire veldgeschut niet ver draagt.
Reactie in IV 5, 497-500.
| |
IV 4, 309-311 Levenskroniek van oom Maurits, met een korte bespiegeling, door zijn neef, den waterklerk [g]
Fritz Francken [pseudoniem van F.E. Clijmans]
bio- en bibliografische gegevens
Frederik Eduard Clijmans werd geboren op 17 april 1893 in Antwerpen. Na studie aan de normaalschool in Lier werd hij journalist en hulpbibliothecaris in Antwerpen. In 1934 werd hij hoofd van de dienst voor propaganda en tourisme van Antwerpen. Onder eigen naam schreef hij over Antwerpse geschiedenis.
| |
| |
Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in De Vlaamsche Gids (1932) en Helikon (1933).
Documenten, brieven en knipsels in AMVC.
Opgenomen in Fritz Francken, Verzamelde gedichten, Van Uffelen, Antwerpen, 1962.
| |
IV 4, 312-326 Mur italien
Marcel Matthijs
Nog eens verschenen in Nederland, februari 1937, blz. 136-148.
Opgenomen in Vertellen [door R. Brulez, M. Matthijs, F. de Pillecijn, W. Putman, M. Roelants en L. Zielens], Onze Tijd, Wereld-Bibliotheek, Brussel, Amsterdam [1937].
| |
bespreking
J.C. in De Gids, december 1937.
| |
IV 4, 326-342 Genezing door aspirine
Gerard Walschap
Opgenomen in H. Marsman en E. du Perron, De korte baan, Nieuwe Nederlandsche verhalen, Querido, Amsterdam, 1935; afzonderlijk uitgegeven als Gerard Walschap, Genezing door aspirine, Snoeck Ducaju, Gent, 1943.
| |
IV 4, 343-346 De keerzijde. Waarheid en zekerheid
Gerard Walschap
Beschouwingen over gelovigen en waarheidzoekers naar aanleiding van een passage in Orkaan bij nacht van Albert Helman. Walschap ziet de kategorie van de gelovigen verpersoonlijkt in Pascal, die van de waarheidzoekers in Montaigne. ‘Er is op aarde geen vrede weggelegd, voor den mensch die meent, dat de afgrond tusschen Pascal en Montaigne gedempt kan worden en dat hij zich daarvoor inspannen moet. Er is geen vrede voor Helman ...’
In Nederlandse verhouding vindt Walschap dezelfde tegenstelling als hij Helman vergelijkt met J. van Heugten SJ, de redacteur van Boekenschouw. ‘Helman bezeten naar de “werkelijkheid”, Van Heugten veilig in de zekerheid. [...] Hij acht het niet noodig zijn moraal te verantwoorden.’
Vervolgd in IV 7, 705-708.
| |
IV 4, 347-348 De keerzijde. Literatuur en Liebig-import
K. [nadere gegevens ontbreken]
In het fascistische blad Hier Dinaso, 2 maart 1935, stond in een aankondiging
| |
| |
Fritz Francken, 1932
| |
| |
van Ernest Michels Nieuw land, Dietsche gedichten: ‘Van dit boek zijn ook auteursexemplaren verkrijgbaar, speciaal gedrukt op zwaar Ossekop in omslag van Amjappaperkament en door den schrijver met ossenbloed geteekend.’
K. vraagt zich af waarom Michel zo zuinig is op zijn eigen bloed en heeft een paar vrienden om hun mening gevraagd. Die meningen geeft hij weer. ‘Persoonlijk achten wij het initiatief van den heer Ernest Michel niet zoo kwaad. Het zou zelfs moeten uitgebreid. Raymond Brulez zou in het vervolg onderteekenen met amandelsap, Vermeylen met faro, Teirlinck met geuze, van Boelaere met boergonje, Timmermans met botersaus, Claes met melk van Lullemie-degeit, Elsschot met stremsel, Zielens met “duister bloed”, Gijsen met gedistilleerd water, Streuvels met zweet van een Vlaamschen landman, Gilliams met lemonade; [...] de schrijver van dit stukje [zou] liefst levenselixer nemen, ten ware men hem van over de grens van het Nieuw land azijn zou voorstellen.’
| |
IV 4, 349 Nederland
IV 4, 350-362 Taalverkalking
M.R.J. Brinkgreve [en] V.W.D. Schenk
Beschrijving van een merkwaardig geval van afasie met in aansluiting daarop ‘enkele lessen die uit het onderzoek van storingen in het taalgebruik te trekken zijn.’
| |
bio- en bibliografische gegevens
M.R.J. Brinkgreve was een classicus, die redacteur was van het tijdschrift Nederland en ook publiceerde in extreem nationalistische periodieken uit de sfeer van Gerretson en Arnold Meijer.
V.W.D. Schenk werd geboren op 20 mei 1902 in Meppel. Hij legde in 1929 het artsexamen af in Utrecht en promoveerde in 1931 op een proefschrift Hemicephalie. Was tot 1961 psychiater in Loosduinen en daarna neuropatholoog in Rotterdam. Hij leerde Menno ter Braak kennen in de Sociëteit voor culturele samenwerking.
In de jaren 1947 en 1948 publiceerde hij ook essays over Jeroen Bosch, Erasmus en Jeanne d'Arc en over De literator als psycholoog in de bundel Over S. Vestdijk (De Bezige Bij, Amsterdam [1948]).
Prof. A. Grünbaum inspireerde hem om zich bezig te houden met het bestuderen van afasieverschijnselen; tussen 1930 en 1940 bestudeerde hij samen met M.R.J. Brinkgreve taalstoornissen.
| |
IV 4, 363-365 Avondlijk tweegesprek tusschen den dichter en de harmonica [g]
Victor E. van Vriesland
| |
| |
Opgenomen in Victor E. van Vriesland, Herhalingsoefeningen, Querido, Amsterdam, 1935; en in DV.
| |
besprekingen
J.C. Bloem in Den Gulden Winckel, februari 1936, blz. 10-11.
S. Vestdijk in Groot Nederland, juni 1936, blz. 560.
S. Vestdijk in Nieuwe Rotterdamsche Courant (Muiterij tegen het etmaal, Bakker-Daamen, Den Haag, 1947):
‘Dit gedicht, waarschijnlijk wel het beste onder de Nederlandse verzen uit Herhalingsoefeningen, toont Van Vriesland's poëtische intentie en vormgeving onder een geheel nieuw aspect: dat van de veelzijdigheid zonder verbrokkeling, dat van de synthetische volledigheid zonder het breed- en grootsprakige van veel van zijn vroegere gedichten.’
| |
IV 4, 366 Verwachting van Paschen [g]
Jan Engelman
Opgenomen in Jan Engelman, Het bezegeld hart, Querido, Amsterdam, 1937; en in VGE.
| |
IV 4, 367-390 Parc-aux-cerfs [1, voortgezet in 2]
S. Vestdijk
Voor het Franse versje op blz. 374 heeft Vestdijk advies ingewonnen bij deskundigen.
Oorspronkelijk had hij (S. Vestdijk aan J. Greshoff, 16 augustus 1934, brief in LM; ook in BW III, 23):
Depuis longtemps la sauce est tarie
Chez le ministre Armagnac de Brie,
Mais par les soins royaux, à l'impromptu,
Elle lui échappe du nez au lieu du cul.
Via Ter Braak vroeg hij Du Perron of dat goed Frans was. Du Perron stelde voor (BW III, 25):
Depuis longtemps la sauce est engloutie
Par le ministre d'Armagnac de Brie:
Mais par les soins royaux, à l'impromptu,
Elle ressort du nez au lieu du cul.
Het antwoord van Greshoff, aan wie Vestdijk ook advies gevraagd had, is niet bekend, maar misschien is hij verantwoordelijk voor de uiteindelijke versie:
Depuis longtemps le suc est desséché
Du bon ministre Saint Gervais d'Uzé
Mais par faveur royale, à l'impromptu,
Il lui jaillit du nez au lieu du ...
Opgenomen in S. Vestdijk, De dood betrapt, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1935.
| |
| |
| |
besprekingen
Victor E. van Vriesland in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 8 juni 1935: ‘Tot welke rijke schakeeringen blijkt hier Vestdijk's proza in staat, dat alle wendingen, tusschentinten en verbluffende associaties, dialoog en beschrijving, grimmigen humor en getrouwste afspiegeling, dramatische spanning en snijdenden zelfinkeer zoo nauwkeurig volgt, verbeeldt en in meesterlijke, gemakkelijke taalbeheersching objectiveert, dat het zich bij zijn inhoud aanpast gelijk een handschoen zich voegt om een hand.’ (OV I, 489-490).
E. Elias in Provinciale Groninger Courant, 8 juni 1935.
E. du Perron in Groot Nederland, december 1935, blz. 570-571 (VWdP VI, 15-27).
| |
IV 4, 391 Invernal [g]
Hendrik de Vries
IV 4, 392 Common sense [g]
Matth. Giroldi
IV 4, 393 Aestheet [g]
Matth. Giroldi
IV 4, 394-405 Else Böhler, duitsch dienstmeisje [4]
S. Vestdijk
IV 4, 406-408 Panopticum. Thea ter Braak-Poortman
M[enno]. t[er]. B[raak].
Zie ook IV 10, 1024-1025.
In de rubriek Lezerstribune van Critisch Bulletin, februari 1935, blz. 62, had het volgende stukje gestaan:
INVIET
Het oordeel van den lezer wordt gevraagd over: Woeker en Het welkom schandaal van P.H. Ritter; over De smalle mens van E. du Perron; over Politicus zonder partij van M. ter Braak. De interessantste inzendingen zullen in deze rubriek worden opgenomen.
De oproep had niet veel succes, want de boeken van Ritter moesten later besproken worden door de vaste medewerker U. Huber Noodt, en over De smalle mens ontfermde zich Tonia de Bilt, in het dagelijkse leven mr. M. Nijhoff geheten.
Maar voor één boek kwam de recensie uit het publiek prompt; die werd in het
| |
| |
Binnendijk, Ter Braak en Willem Pijper
maartnummer geplaatst en was afkomstig van Thea Poortman, litt. cand. Het Utrechtsch Dagblad nam het oordeel van Thea Poortman in extenso over. In dit stukje onthult Ter Braak dat hij Thea Poortman was. Het geval doet hem denken aan het gedicht Julia dat Kloos, Verwey, Veth en Van Eeden schreven om de toenmalige kritiek te misleiden. In hun brochure De onbevoegdheid der Hollandsche literaire critiek onthulden Kloos en Verwey de mystificatie. (Zie G.H. 's-Gravesande, De geschiedenis van de Nieuwe Gids, Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1956).
Reactie van Anthonie Donker in IV 5, 465-466.
Donker reageerde niet in Critisch Bulletin zelf. De recensie van Thea Poortman komt niet voor in de inhoudsopgave van Critisch Bulletin 1935.
Opgenomen in VWtB IV, 324-327.
| |
besprekingen
De Telegraaf, 10 april 1935.
H. Kuitenbrouwer in De Nieuwe Gemeenschap, mei 1935, blz. 250. |
|