| |
| |
| |
elfde nummer Gedateerd: November 1934
III 11, 1025 Nederland
III 11, 1026-1036 Blocnote klein formaat
E. du Perron
Op 22 januari 1934 schreef Du Perron aan Ter Braak dat hij een dagboek had aangelegd (BW II, 287) en dat hij dat in Forum wou publiceren. ‘Ik werk daar stevig aan, met alle zenuwen in trillingen, op een andere manier dan litteratuur tot dusver ooit mij dreef. Misschien wordt het toch niets, maar ik kan het haast niet aannemen. Het lijkt op “de krant” - het is alleen maar precies het tegendeel van wat een krant in wezen is! Ik wou dit later door de andere dingen van Ducroo heenwerken; we zullen zien.’ (BW II, 293). Hij wilde ze van september tot december 1934 plaatsen onder de titel De smeerlapperij(BW II, 301), maar dat leek Ter Braak ‘de slechtst-mogelijke titel’ op taktische gronden (BW II, 313). Op 20 juni 1934 stapte ook Du Perron van die titel af en overwoog ‘Parijs 1934, of Het zwarte cahier, of Cahier van een verouderd wezen, of iets mooiers nog’ omdat het niet alleen zal gaan over smeerlapperij (BW II, 446). Op 7 oktober veranderde het plan weer een beetje: ‘Iets als het dagboek van Maurice voor Vlaanderen, als je wilt, maar ik hoop: gevarieerder en beter.’ (BW III, 39 - Zie ook Dagboek van een voortgejaagde van Roelants in III 6, 521-526 e.v.). Op 16 oktober overwoog hij nog de titels Invallen en reflexen, of Reacties (BW III, 49). Daarna is de titel Blocnote klein formaat gekomen, die Ter Braak ‘werkelijk een uitstekende vondst’ vond, ‘die het phaenomeen karakteriseert en toch alle vrijheid laat voor de onderwerpen.’ (BW III, 56). Bijna alle stukjes zijn, vaak gewijzigd, opgenomen in E. du
Perron, Blocnote klein formaat, Boucher, 's-Gravenhage, 1936; en in VWdP II.
| |
bespreking van de tijdschriftbijdrage
De Nieuwe Gazet, 29 november 1934:
‘In het Hollandsche gedeelte is zeer vermakelijk de zelfoverschatting, waaronder E. du Perron te lijden schijnt, wanneer hij allerlei invallen neerschrijft en persklaar maakt omdat hij ze waarschijnlijk voor essentieele waarheden houdt.’
| |
besprekingen van de boekuitgave
Utrechtsch Dagblad, 10 oktober 1936.
Menno ter Braak in Het Vaderland, 25 oktober 1936 (VWtB VI, 237-242).
| |
| |
B. Roest Crollius
H.W.J.M. Keuls
| |
III 11, 1037-1044 Een brief
F.C. Terborgh
Opgenomen in F.C. Terborgh, De condottiere en andere verhalen, gevolgd door Le petit château, Boucher, 's-Gravenhage, 1960.
| |
III 11, 1045 Seringen [g]
H.W.J.M. Keuls
bio- en bibliografische gegevens
Henricus Wijbrandus Jacobus Maria Keuls werd geboren op 19 mei 1883 in Obdam en overleed op 28 oktober 1968 in Amsterdam. Nadat hij de meesterstitel behaald had in Utrecht, was hij tot 1907 advocaat in Amsterdam; daarna was hij onder andere muziekrecensent en toneelcriticus voor het Algemeen Handelsblad. Van 1925 tot 1948 was hij directeur van het Bureau voor auteursrechten van de Vereniging van Letterkundigen.
Hij debuteerde in 1920 met de bundel In den stroom. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Helikon (1932) en De Vrije Bladen (1935).
Bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC.
Op een redactieenvelop in de Forum-collectie LM (gedateerd: 10 Aug.) staat
| |
| |
in het handschrift van Victor van Vriesland: ‘Dit zijn de ongepubl. verzen uit de laatste jaren van Hans Keuls, die hij op mijn verzoek inzond, met de bedoeling een keus ervan voor Forum te maken.’ Vestdijk was voor minder gedichten dan die Van Vriesland had uitgezocht en Ter Braak schreef: ‘Mij zegt de eene K[e]ul[s] al minder dan de ander. Alles medioker! Omdat ik verder geen meening heb, ga ik accoord met de kleinste portie (= Vestdijk).’
Du Perron aan Ter Braak, 10 november 1934 (BW III, 64-65): ‘Slau [...] zei dat hij eig. als eisch zou willen stellen dat Vic uit de redactie verwijderd werd om verder mee te werken aan Forum. Hij vindt [...] dat Vic niets vertegenwoordigt en Forum alleen maar onzuiver maakt, want hij begrijpt niets van het opnemen, tegenwoordig, van de prullaria van Keuls. Ik moet je zeggen dat ik het persoonlijk objectief beschouwd totaal met hem eens ben [...] en in het bizonder over die hyper-prulpoëzie van Keuls, waar wij waarachtig uit alle macht tegen gevochten hebben. There is something rotten in Forum, en een buitenstaander als Slau ziet dat eig. het best.’
Opgenomen in H.W.J.M. Keuls, De dansende lamp, De Vrije Bladen, XII, 2, 1935; en in VGK I, 120.
| |
III 11, 1046 O, laat ons scheiden voor de dag begint... [g]
H.W.J.M. Keuls
Opgenomen in H.W.J.M. Keuls, De dansende lamp, De Vrije Bladen, XII, 2, 1935; en in VGK I, 103.
| |
III 11, 1047 Zoo is mijn hart door u geworden... [g]
H.W.J.M. Keuls
Opgenomen in H.W.J.M. Keuls, De dansende lamp, De Vrije Bladen, XII, 2, 1935; en in VGK I, 105.
| |
III 11, 1048 Weer is een zomer heengegaan... [g]
H.W.J.M. Keuls
Opgenomen in H.W.J.M. Keuls, De dansende lamp, De Vrije Bladen, XII, 2, 1935; en in VGK I, 92.
| |
III 11, 1049 Kwatrijnen [g]
I Rijs op, geslagene, uit uwen val, ...
II Wat is de glimlach mij, waarmee gij praalt! ...
III Plukt gij de bloem, dan gaat de vrucht verloren, ...
IV God nam mij op zijn hand, het groote licht ...
H.W.J.M. Keuls
| |
| |
Opgenomen in H.W.J.M. Keuls, De dansende lamp, De Vrije Bladen, XII, 2, 1935; en in VGK I, 125, 126, 127.
| |
III 11, 1050-1058 Vriendschap?
B. Roest Crollius
bio- en bibliografische gegevens
Barend Roest Crollius ging na een opleiding tot musicus in de journalistiek. Hij schreef recensies voor onder andere De Telegraaf, Burgerrecht en het Algemeen Dagblad.
Opgenomen in B. Roest Crollius, Kroniek van een jeugdzonde, Van Dishoeck, Bussum, 1935.
| |
III 11, 1059-1060 Panopticum. De nieuwe mensch
M[enno]. t[er]. B[raak].
Ter Braak had om en om geluisterd naar de AVRO die een boekbespreking van P.H. Ritter Jr. uitzond en de KRO die er een van pater Maximilianus OMC uitzond. Het resultaat was verrassend: ‘men heeft slechts de hoorders te oefenen in de nieuwe hoor-aesthetiek en het oordeelkundig bedienen van de knop Hilversum-Huizen; in plaats van de platte, “fotografische” reproductie der werkelijkheid komt nu de eigen, persoonlijke visie, de scheppingsdaad-vooriedereen; de universeele spreker voor allen en niemand, potentieel uitgezonden door de Algemeen Christelijk Vrijzinnig Katholiek Socialistische Omroepvereeniging wordt voortaan de universeele denker dr. Anthonie van Duincoster tot Heeromasluis.’
De -sluis doelt op Martien Beversluis, die destijds literaire besprekingen hield voor de VARA; de rest spreekt voor zichzelf.
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 566-568.
| |
III 11, 1060 Panopticum. Afgunst voor de diktator
E. d[u]. P[erron].
Een becommentarieerd citaat van Victor Jaquemont met kritiek op Napoleon. Opgenomen in E. du Perron, Blocnote klein formaat, Boucher, 's-Gravenhage, 1936; en in VWdP II, 677-678.
| |
bespreking
Menno ter Braak in Het Vaderland, 25 oktober 1936 (VWtB VI, 241-242).
| |
| |
| |
III 11, 1061-1062 Panopticum. Boekennieuws
J. Gans
Kritiek op het septembernummer van Boekennieuws, ‘het blaadje waarmede de Wereldbibliotheek haar uitgaven bij het lezende publiek introduceert.’ Zie ook III 12, 1206-1207, III 12, 1207-1208 en IV 1, 99-100.
| |
III 11, 1063-1064 Panopticum. De zwijgers
J. Slauerhoff
Maurits Uyldert had vroeger beweerd dat Verwey zeven jaar lang gezwegen had, Anthonie Donker had dat in zijn proefschrift naverteld, maar Stuiveling had nu in zijn proefschrift aangetoond dat Verwey níet gezwegen had.
‘Ik houd niet van de methoden van het derde rijk.
Maar als men van die zwijgende periode leest waar Uyldert over weeklaagt en Donker klakkeloos in commissie, en Stuiveling twintig jaren later een juichtoon aanheft dat het toch niet zoo erg mager was, [...] dan zou men willen dat een of andere S.A.-troep de producten van deze jongelui, die voor ernstige geleerden doorgaan en ook later wel een stoel zullen krijgen waarop zij kunnen zitten en waarvan zij ruim kunnen leven, in een hoek veegde en de brand er in stak. Verwey heeft bij al dit discussieeren over zijn zevenjarig zwijgen in zeven talen gezwegen, en daardoor de heeren het stof voor dissertaties en kritieken niet voor de voeten weggeveegd.’
Opgenomen in VWSl VIII.
| |
III 11, 1065 Vlaanderen
III 11, 1066-1083 Mémoires van een borgenaar
Raymond Brulez
III 11, 1084 Café-concert [g]
N.A. Drojine [pseudoniem van A.G. Christiaens]
bio- en bibliografische gegevens
André Gerard Christiaens werd geboren op 24 maart 1905 in Beveren aan de Leie. Hij was leraar in Brussel; het pseudoniem, een anagram van een andere spelling voor androgyne, moet op het tweeslachtige van de Brusselaar duiden, of het tweeslachtige van een blad als Forum.
Hij publiceerde ten tijde van Forum ook in Dietsche Warande en Belfort (1933, onder eigen naam), Voetlicht (1935, onder eigen naam) en Groot Nederland (1935, als Drojine).
Documenten en knipsels in AMVC.
| |
| |
Bibliografie in André Demedts, De Vlaamsche poëzie sinds 1918, Pro Arte, Diest, tweede druk 1945.
| |
III 11, 1085-1086 Celibaat [g]
N.A. Drojine
Opgenomen in A.G. Christiaens, Irrequietum, De bladen voor de poëzie, oktober 1937 [Mechelen].
| |
III 11, 1087-1096 Het geschilderde portret als romanfiguur
Van Uytvanck
Behandeling van The portrait of Dorian Gray van Oscar Wilde, en Daphne Adeane van Maurice Baring.
Zie ook III 12, 1203-1205.
| |
III 11, 1097-1106 Tsjip [slot]
Willem Elsschot
III 11, 1107 De keerzijde. Getuigen
G[erard]. W[alschap].
‘Niets staat potsierlijker dan het immer op den kunstenaar indringen met den eisch dat hij zou getuigen. Alsof hij iets anders kon! Alsof hij ooit iets anders deed! Maar men eischt van hem te getuigen voor de “waarheden” van anderen en verdraagt niet dat hij het doet voor de zijne. Dat laatste heet men dan “kunst om de kunst” en dat is het potsierlijkste van het geval.’
| |
III 11, 1107 De keerzijde. Ieder zijn kunstenaar?
G[erard]. W[alschap].
‘De kunstenaar blijft van allen en niemand.’
| |
III 11, 1107-1108 De keerzijde. Aan een freudiaanschen vriend
Raymond Brulez
Brulez gelooft niet in de freudiaanse symboliek: ‘wanneer al die geilheid zich in den droom wil uiten, dan windt ze daar waarachtig niet de doekjes om eener zoo preutsche als abracadabrante vermomming. Ze komt vrijpostig genoeg op den man af.’
Opgenomen in Raymond Brulez, Novellen en schetsen, De Garve, Brugge, 1936. |
|