| |
| |
| |
vijfde nummer Gedateerd: Mei 1934
III 5, 385 Nederland
III 5, 386-403 Judas
Siegfried E. van Praag
bio- en bibliografische gegevens
Siegfried Emanuel van Praag werd geboren op 8 augustus 1899 in Amsterdam. Hij studeerde Frans en was daarna een paar jaar leraar. Het grootste gedeelte van zijn leven heeft hij in het buitenland gewoond, sinds 1936 in Brussel; in de oorlog was hij omroeper voor de vrije Belgische radio in Londen.
Hij schrijft vooral geromantiseerde biografieën, boeken over dieren en romans over het Joodse leven. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Leven en Werken (1932), De Stem (1933, 1934), Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1934, 1935) en De Gids (1935).
Documenten, brieven en knipsels in LM en AMVC.
| |
III 5, 404 De balling [g]
F.C. Terborgh
Opgenomen in F.C. Terborgh, Abyla, Boucher, 's-Gravenhage, 1969.
| |
III 5, 405 Aranjuez [g]
F.C. Terborgh
Opgenomen in F.C. Terborgh, Abyla, Boucher, 's-Gravenhage, 1969.
| |
III 5, 406-407 De soedannegerin reist met de Hadji's mee [g]
S. Vestdijk
opdracht
Voor J. Slauerhoff
Opgenomen in S. Vestdijk, Vrouwendienst, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1934.
| |
| |
Siegfried E. van Praag, tekening door Jac. Kaas
| |
III 5, 408 Het lied van den rivierschipper [g]
S. Vestdijk
Opgenomen in S. Vestdijk, Vrouwendienst, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1934.
| |
III 5, 409-418 Naar aanleiding van ‘les liaisons dangéreuses’
E. du Perron
Dit stuk was eigenlijk bedoeld voor een speciaal brievennummer van Forum (zie de notitie bij II 9, 641-658). Ter Braak had op 27 november 1932 geschreven dat Les liaisons dangéreuses hem wel beviel, maar je moest ‘wel een Fransoos zijn om al die erotische kampspelen zoo au sérieux te nemen.’ (BW I, 364). De discussie die daarop volgde, leidde tot een plan van Ter Braak om samen een dialoog te schrijven over dat onderwerp; dezelfde dag (19 december 1932) kreeg Du Perron het idee om een brievennummer te maken en beloofde later voor dat nummer ‘één groote brief [...] met wegwerking van alle matrozentaal, en met bijvoeging van andere dingen,’ (BW I, 446) te destilleren uit al zijn brieven daarover. Het heeft lang geduurd voordat het stuk geplaatst kon worden en ondertussen bewerkte Du Perron gewoontegetrouw het stuk herhaaldelijk. Voor een variant op het einde en voor andere wijzigingen zie BW II, 278.
Zie voor een reactie III 6, 561-656.
Opgenomen onder de titel Naar aanleiding van Laclos in E. du Perron, De smalle mens, Querido, Amsterdam, 1935; en in VWdP II, 527-536.
| |
III 5, 419-420 Twee rondeelen [g]
I Milder dan het licht der zon ...
II Vloek, zegen en juweel ...
D.A.M. Binnendijk
| |
| |
Opgenomen in D.A.M. Binnendijk, Onvoltooid verleden, Stols, Maastricht, 1936.
| |
bespreking
S. Vestdijk in Groot Nederland, november 1936, blz. 518:
‘[...] glanzende juweelen in een dof metaal, waartegen de glans het wel eens aflegt!’
| |
III 5, 421-443 Het leven op aarde [5]
J. Slauerhoff
III 5, 444 Panopticum. Tactiek
M[enno]. t[er]. B[raak].
Tactiek bij het gebruiken van de term schoonheid.
| |
III 5, 445 Vlaanderen
III 5, 446-447 Er is een grafje gedolven [g]
P.
De titel is geïnspireerd op een gedicht van P.A. de Génestet, Naar de natuur, waarvan de eerste twee regels luiden: Ik zie een graf gedolven / Op 't kerkhof te Bloemendaal (in de bundel Laatste der eerste).
Opgenomen in Maurice Roelants, Vuur en dauw, Desclée de Brouwer, Brugge, Utrecht [1965].
| |
bespreking
Lector in De Nieuwe Gazet, 31 mei 1934:
‘Dichter P. wiens kunst eenige verwantschap schijnt te bezitten met die van Elsschot wanneer hij zich aan het rijmen begeeft, dichter P. dan vertolkt de fétaliteit van het leven met een zakelijke nuchterheid die hem niet belet zich te verheffen op de serene hoogten waar al het betrekkelijke omgloord wordt van het wel koele, doch scherpe licht der eeuwigheid.’
| |
III 5, 448-457 Auscultatie van den Daemon
Raymond Brulez
‘Het geval Marcel Proust’ als ‘treffende illustratie van het “minderwaardigheidscomplex” als bron der litteratuur.’
| |
| |
| |
III 5, 458 In memoriam [g]
André Demedts
Opgenomen in André Demedts, Kleine keuze, De bladen voor de poëzie, eerste jaargang, no. 5, juli 1937 [Eenhoorn, Mechelen]; en in André Demedts, Vaarwel, Die Poorte, Oude-God, 1940.
| |
III 5, 459 Coccinella [g]
Karel Leroux
III 5, 460-481 Celibaat [5]
Gerard Walschap
III 5, 482-483 De keerzijde. De pijnlijk getroffenen
M[aurice]. R[oelants].
Naar aanleiding van een motie van ‘pijnlijk getroffenen’ waarin ‘een dringend beroep wordt gedaan op het geweten van alle katholieke letterkundigen om in hun werken - ook in hun romans - alles te vermijden wat ook maar eenigszins een aanleiding kan zijn tot kwaad, vooral voor onze dierbare katholieke jeugd.’ ‘Waarom een blad voor den mond te nemen: een der pornografen waarop de pères-la-pudeur thans hoofdzakelijk jagen is Gerard Walschap. [...] Walschap is de zondebok en de vuilbaard, waarover vijf geestelijken hun mantels willen spreiden wanneer de padvinders voorbijgaan.’
Zie ook III 6, 521-526.
| |
III 5, 483 De keerzijde. De Limburgers
G[erard]. W[alschap].
Nog eens over Het Belang van Limburg. Zie III 4, 334.
| |
III 5, 484 De keerzijde. Eerherstel
R. Brulez
Correctie van een fout in het eerste van de Kleine essais al buitelend (III 3, 256-257). |
|