| |
| |
| |
derde nummer Gedateerd: Maart 1934 (Du Perron ontving dit nummer pas tussen 6 en 9 maart in Parijs; BW II, 354 en 356)
III 3, 189 Nederland
III 3, 190-192 ‘das unbewusste Europa’
Menno ter Braak
De titel is die van het boek van Fedor Vergin dat Ter Braak besprak in Forum I 7, 451-464 onder de titel Een studie in schaduw.
Het stuk is een protest tegen de arrestatie en de veroordeling van Heinz Liepmann.
Op 12 februari 1934 werd op last van de Amsterdamse officier van justitie, mr. Van Thiel, de Duitse schrijver Heinz Liepmann in Amsterdam gearresteerd; hij was uit een Duits concentratiekamp naar Nederland gevlucht. In zijn roman Das Vaterland (Van Kampen, Amsterdam, 1934; besproken door Anthonie Donker in De Stem, februari 1934) zegt iemand dat president Hindenburg van Duitsland betrokken is bij de zwendel in Oost-Duitsland. De Duitse reserveofficier Brandenburg had op grond daarvan een aanklacht ingediend tegen Liepmann. Politierechter mr Müller veroordeelde Liepmann tot een maand gevangenisstraf wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Zie verder BW II, 518-519.
In het stuk van Ter Braak wordt verder gezinspeeld op de betogingen in Parijs op 6 februari 1934, toen 40.000 betogers die de Kamergebouwen wilden bestormen, werden afgeslagen door 18.000 politieagenten in opdracht van de minister van binnenlandse zaken, Eugène Frot. Dat in zijn naam de t moest worden uitgesproken, wist Ter Braak van Du Perron (BW II, 320). Er vielen twintig doden en 265 gewonden. Zie ook Het land van herkomst en BW II, 510-512.
In Oostenrijk had de regering van bondskanselier Dollfuss op 12 februari 1934 de sociaal-democratische partij verboden, het bestuur van Wenen afgezet en de burgemeester gearresteerd. Het parlement kwam allang niet meer bijeen. De vice-bondskanselier, Fey, tevens hoofd van de veiligheidsdiensten, had volgens de Haagsche Post van 17 februari 1934 al eerder aangekondigd op welke dag hij een eind zou gaan maken aan de sociaal-democratische partij. Toen de sociaal-democraten in staking gingen, ontstond er een bittere strijd tussen de regeringstroepen en de (net als alle politieke organisaties) gewapende sociaal-democraten. De fascistische prins Starhemberg en Fey traden met hun ‘Heimwehren’ krachtig op tegen de arbeiders en majoor Fey was de eerste die na de beschieting en de bestorming de puinhopen van de Karl-Marxhof betrad. Starhemberg zou op 1 mei 1934 Fey opvolgen als vice-bondskanselier.
| |
| |
James Joyce, 1921
De VARA, die ook in het stuk genoemd wordt, was op 27 januari 1934 gestraft met inhouding van zendtijd omdat ze op 10 januari vijf minuten stilte in acht had genomen na het bericht over de onthoofding van Van der Lubbe (zie ook de notitie bij III 2, 158).
Opgenomen in VWtB IV, 551-554.
| |
III 3, 193-194 De deftige disselaars [g]
Jaap van Gelderen
III 3, 195 Brood en spel [g]
Jaap van Gelderen
Du Perron aan Ter Braak, 10 maart 1934 (BW II, 358): ‘De verzen van Jaap van Gelderen vind ik “curieus”, maar een beetje Adama van Scheltema + Forumtoon, alles bij elkaar toch niet je dat. Wel sympathiek natuurlijk.’
| |
III 3, 196-211 Hoofdstukken over Ulysses [1]
S. Vestdijk
Ter Braak aan Du Perron, 20 januari 1934 (BW II, 285): ‘Het essay van “Simon” zal je werkelijk boeien. Het is eigenlijk over alles anders dan Joyce, het geeft een prachtige analyse van de woorden-cultuur van de eeuw. Ook een vergelijking met de “schokkende woorden” bij Lawrence, die uitmuntend is.’ Opgenomen in S. Vestdijk, Lier en lancet, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1939.
| |
bespreking
Han Jonkers in Roeping, mei 1934, blz. 613-619.
| |
| |
| |
III 3, 212 Veel kleine waarden [g]
M.B. Frenkel
Du Perron aan Ter Braak, 10 maart 1934 (BW II, 356): ‘Forum was gezellig, al was de poëzie over het algemeen wel erg dun. Rudie [van Aart-van Lier] wel aardig (ofschoon zwak), maar Taeke de Groot en Frenkel eigenlijk groote snert.’
| |
III 3, 213 Interieur [g]
Taeke de Groot
Zie de notitie bij het vorige vers III 3, 212.
| |
III 3, 214-233 Het leven op aarde [3]
J. Slauerhoff
III 3, 234 Scherzo [g]
R. van Aart
Zie de notities bij III 3, 212 en III 3, 235.
Opgenomen in R. van Lier, Praehistorie, Leopold, Den Haag, 1939.
| |
bespreking
Menno ter Braak in Het Vaderland, 5 maart 1939 (VWtB VII, 188-194): ‘[...] tot de beste gedichten, die ik ken, behoort Van Liers Scherzo, waarin de dood via een kinderherinnering beeld wordt.’
| |
III 3, 235 St. Nikolaasavond [g]
R. van Aart
Zie de notitie bij III 3, 212.
Ter Braak aan Du Perron, 15 maart 1934 (BW II, 361): ‘Frenkel en de Groot accoord. Maar Scherzo van Rudie leek mij werkelijk erg aardig (niet het tweede vers).’
Opgenomen in R. van Lier, Praehistorie, Leopold, Den Haag, 1939.
| |
III 3, 236-247 Bij wat Stendhal noemt ‘energie’ II [slot]
E. du Perron
| |
| |
III 3, 248 Panopticum. ‘Das unbewusste Europa’
M[enno]. t[er]. B[raak].
Zie ook III 3, 190-192 en de notitie daarbij.
| |
III 3, 248-249 Panopticum. Nog meer heroïsme
E. d[u]. P[erron].
Nog een anecdote van mevrouw Nossovitsch uit Servië. Zie de notitie bij III 2, 188. Voor het Stavisky-schandaal zie BW II, 510-512.
Opgenomen in E. du Perron, Blocnote klein formaat, Boucher, 's-Gravenhage, 1936.
| |
III 3, 249-250 Panopticum. ‘I'm no angel’ - but we'll see you again
M[enno]. t[er]. B[raak].
Over de film I'm no angel waarin Mae West de hoofdrol speelde en waar ze zelf het scenario voor had geschreven. ‘Dat verhaal nu heeft de fantasie van een keukenmeid, die zichzelf voor de groote Hoer van Babylon is gaan verslijten en nu het “cynisme” beoefent.’
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 552-553.
| |
III 3, 250 Panopticum. Desoriëntatie [g]
Cola Debrodt [moet zijn Cola Debrot]
‘Wellicht door een fout op zijn poolkaart
kwam de dolende ridder Den Doolaard
terecht in een Kuyl
waar het week is en vuil
en het sop doorgaans weinig de kool waard.’
Begin 1934 was er een splitsing opgetreden in de redactie van De Gemeenschap. Albert Kuyle en zijn broer Henk Kuitenbrouwer stichtten De Nieuwe Gemeenschap, samen met Jan Derks, A. den Doolaard, Ad. Sassen en Gabriël Smit.
| |
| |
| |
III 3, 251 Vlaanderen
III 3, 252 Herberg in het woud [g]
P.
Du Perron aan Ter Braak, 10 maart 1934 (BW II, 357): ‘verder schreef de mysterieuze P. het beste vers in Forum van deze maand.’
Opgenomen in Maurice Roelants, Vuur en dauw, Desclée de Brouwer, Brugge-Utrecht [1965].
| |
III 3, 253 Hangmat [g]
Karel Jonckheere
bio- en bibliografische gegevens
Carolus Joannes Baptista Jonckheere werd geboren op 9 april 1906 in Oostende. Hij studeerde germanistiek in Gent en werd daarna leraar in Gent. Begin 1945 werd hij secretaris van de minister van binnenlandse zaken, in 1946 inspecteur van de openbare bibliotheken en in 1953 ambtenaar bij de dienst der letteren van het ministerie van nationale opvoeding en cultuur.
Hij debuteerde in 1929 met het feuilleton Oostende, stad van mysterie, in De Vrijheid, Weekblad voor Oostende en Omliggende Gemeenten, en was redacteur van De Badgast (1934-1936) en Voetlicht (1935-1945). Hij publiceerde ten tijde van Forum in De Vlaamsche Gids (1932, 1933, 1935), Groei (1934, 1935), Toerisme (1934), Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1935) en Voetlicht (1935).
Biografie in Marnix Gijsen, Karel Jonckheere, Manteau, Brussel, 1964; verder de autobiografie: Karel Jonckheere, De vogels hebben het gezien, Desclée de Brouwer, Utrecht, 1968.
Bibliografie in Dr. Rob Roemans en Dra Hilda van Assche, Bibliografie van Karel Jonckheere, Heideland, Hasselt, 1967.
Documenten, brieven en knipsels in AMVC.
Opgenomen in Karel Jonckheere, Het witte zeil, Steenlandt, Kortrijk, 1935.
| |
III 3, 254-255 Brief [g]
W. Elsschot
Willem Elsschot aan J. Greshoff, 15 januari 1934 (brief in collectie-De Ridder in LM). ‘Het deed mij genoegen dat jullie allen iets voelen voor dien “brief”. 't Zal mij benieuwen of die in Forum komt. Ik geloof het niet. On verra.’ Du Perron aan Ter Braak, 10 maart 1934 (BW II, 356): ‘Het vers van Elsschot vind ik nogal bête. Grof, geestloos, Speenhoff-achtig gescheld op rijm, waar men bovendien niets aan heeft, als men niet weet wie de baardman is die bedoeld werd. (Maar ik verdenk hem ervan dat hij dit rijm aan de “paapsche
| |
| |
Karel Jonckheere
Paul Verbruggen
gemeente” heeft willen opdringen en dan wordt het voor ingewijden weer erg aardig!)’
Opgenomen in VWE.
| |
III 3, 256-259 Kleine essais al buitelend
Raymond Brulez
Zie ook III 5, 484.
| |
III 3, 260 Ik weet het huis [g]
Paul Verbruggen
bio- en bibliografische gegevens
Paul-Antoon Verbruggen werd geboren op 10 september 1891 in Boom en overleed op 18 juni 1966 in Deurne. Hij studeerde aan de universiteit van Gent, werkte in de Hoofdboekerij in Antwerpen, en ging in 1922 in de handel.
Hij debuteerde in 1919 met Verzen.
Documenten en knipsels in AMVC.
Opgenomen in Paul Verbruggen, Aspekten, De Sikkel, Antwerpen [1938] onder de titel Tocht en opgedragen aan Marnix Gijsen.
| |
| |
| |
bespreking
Achilles Mussche in Vooruit (België), 2 april 1939.
| |
III 3, 261 De geur van verre rozen [g]
R. Herreman
Opgenomen in R. Herreman, Het helder gelaat, Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam, 1937.
| |
III 3, 262 Geluk; ik zal weldra [g]
R. Herreman
III 3, 263-285 Celibaat [3]
Gerard Walschap
III 3, 286 De keerzijde. Gevecht om mummies
G[ijsen].
Naar aanleiding van de stichting van het Museum der Vlaamse letterkunde in Antwerpen. Daarnaast blijven lokale musea bestaan of er komen zelfs nieuwe bij. ‘Potsierlijk provincialisme der geesten, nuttelooze en kostelijke verdeeldheid.’
| |
III 3, 286-288 De keerzijde. Psycho-analyse van den raté
G[erard]. W[alschap].
De ware kunstenaar twijfelt altijd aan zijn kunst, ‘maar dan ook aan niets anders, het verschil tusschen hem en den raté is, dat deze laatste aan alles twijfelt, behalve juist aan zijn kunst. [...] Verder kan men de psychologie van den raté bestudeeren in het vlaamsche tijdschrift Boekengids. [...] Iemand als Marnix Gijsen, die een benijdenswaardige maatschappelijke positie bekleedt, vervult hem met een krankzinnige haat.’ |
|