| |
| |
| |
tussenspel
Het einde van de tweede jaargang betekent een cesuur in de geschiedenis van Forum. Het is het afscheid van E. du Perron en E. Bouws en de hervorming van Forum tot feitelijk twee tijdschriften, een Nederlands en een Vlaams, met dezelfde naam en verschijnend in een gezamenlijk omslag.
Du Perron heeft nooit veel gevoeld voor wat hij het ‘revuedirecteurschap’ noemde. Op 4 december 1931, nog voor het verschijnen van het tweede nummer van Forum dus, schreef hij al aan Ter Braak (BW I, 147): ‘Ik vraag me heusch af: wat doe ik eigenlijk in de redactie van Forum? Ik zou ergens buiten willen wonen (tenzij ik een baantje krijg van Zijlstra) - Lugano, of in Spanje, en me heelemaal los voelen van alle productie van anderen, ook geen vakmansbelangstelling meer willen hebben. Daar komt het ook wel van.’ De directe aanleiding tot die verzuchting was het bezwaar dat Ter Braak had tegen een Panopticumstukje van Du Perron tegen K. Heeroma (BW I, 145) en misschien ook de griep (BW I, 147), maar de oorzaak moet te vinden zijn in de persoonlijke omstandigheden van Du Perron. Dit boek is niet de plaats om dat verder te analyseren. Uit de briefwisseling blijkt voldoende hoezeer Du Perron en ook Ter Braak in beslag genomen werden door particuliere omstandigheden op het gebied van liefde, huwelijk en financiën.
Direct in verband met Forum staat de verhouding van Du Perron tot Bouws en die tot Roelants.
In het hoofdstuk Voorspel is al aandacht besteed aan het wantrouwen dat Du Perron en Ter Braak hadden tegen de bemoeienissen van Bouws. Op huwelijksreis in Italië maakte Du Perron in een brief aan Bouws en een aan Ter Braak heftige bezwaren tegen ‘die stommelingen van de zetterij of God weet vanwaar’ die geen rekening gehouden hadden met correcties van Du Perron in eigen stukken en die van Slauerhoff in het juninummer van 1932 (BW I, 215-216). Op 6 juni 1932 kreeg hij een brief van Bouws ‘waaruit mij bleek dat hij die correcties niet had laten doen. Tant pis voor hem dan, maar het spijt me maar half.’ (BW I, 217).
Later ontstonden er weer moeilijkheden over een bijdrage van Du Perron die zo hoog liepen dat Du Perron alleen nog maar op briefkaarten en in telegramstijl, maar liefst alleen via Ter Braak met Bouws correspondeerde (15 februari 1933, BW I, 449), en de opdracht aan Bouws van De smalle mens werd geschrapt (BW I, 451) ten gunste van A. Roland Holst.
Du Perron zegde Bouws zelfs de conversatie op (BW II, 119), toen Ter Braak en hij de indruk kregen dat Bouws bezig was Zijlstra te bewerken om de uitgave van Forum te staken (Ter Braak aan Du Perron, 6 juli 1933 - BW II, 93), en weigerde iedere medewerking aan Forum ‘als deze Unspeakable dan secretaris blijft’.
Maar er waren ook bezwaren tegen Maurice Roelants.
Roelants kende Zijlstra al sinds 1927 toen die zijn roman Komen en gaan uitgaf. Du Perron en Roelants kenden elkaar uit het café La Lunette bij de Brusselse Muntschouwburg, waar ook J. Greshoff, Jan van Nijlen en Karel Leroux kwamen (Roman, 20). In 1930 had Du Perron op verzoek van Greshoff voor Roelants een keuze uit zijn vroeger verschenen dichtbundels en ongepubliceerd werk gemaakt, die bij Stols verscheen, Het verzaken.
Zoals in de inleidende hoofdstukken van dit boek vermeld is, wilde Zijlstra
| |
| |
Roelants in de redactie van Forum hebben, en had Du Perron daar om verscheidene redenen niets op tegen.
Op 17 juni 1932 schreef Roelants naar aanleiding van een Panopticumstukje van Ter Braak (Vooroordeel tegen Schweitzer, I 7, 467-468; Ter Braak had hem gevraagd te schrappen wat hem ergerde): ‘Gij zijt te verstandig en te zeer uw toon en stijl bewust om niet te weten, dat uw passus over de kerken een schimpende en nonchalante allure heeft, die, waar hij bovendien zo hooghartig, om niet te zeggen naïef apodictisch van voordracht is (laat mij ook maar eens dat stijlmiddeltje gebruiken), mij persoonlijk prikkelt. Ik meen niet, dat ik mij vergis wanneer ik vind, dat de verdraagzaamheid, die tussen ons moet heersen, hier mee te kort gedaan is. Op het stuk der religie is, gegeven onze uiteenlopende opvattingen, de vrijheid van ons woord naar de vorm beperkt. Denk niet, beste Menno, dat ik zo schrijf uit vrees, dat “ik er last over mocht krijgen”. Met mijn liberaal katholicisme, het meest gesmade ter wereld, heb ik last sinds lang en zal ik er zo gauw niet aan ontsnappen. [...] Ik vraag niet dat gij uw overtuiging zoudt wegmoffelen, niet dat gij schrappen zoudt, maar wel dat er geen kwestie meer zou kunnen van zijn, doordat een zekere kieskeurigheid bij voorbaat alle innerlijke conflicten zou hebben vermeden. Handhaaft gij uw tekst, dan ... Maar neen, ik wil niet een zin voltooien, die veel weg zou hebben van een ultimatum. Ik verkies uitsluitend te rekenen op uw goed inzicht.’ (Roman, 179-180). In het stukje van Ter Braak komt geen ‘passus over de kerken’ voor. Pas op 17 juni stuurde hij het stukje aan Du Perron ter inzage (BW I, 238).
Op 11 juli 1932 schreef Du Perron aan Ter Braak (BW I, 251): ‘Ik vind Maurice een beste vent, en iedere keer als wij samen zijn, houd ik weer rekening met het feit dat hij in laatste instantie tegenover ons altijd één tegen twee is; [...] Zoolang het om kleinigheden gaat, moeten we iedere strijd vermijden, vooral waar het gaat om literatuur en niet om religie of politiek, maar ... ook als literator zie ik Maurice best in staat om een steeds “verantwoordelijker” personage te worden [...] Zoolang wij met Maurice alleen te doen hebben, wil ik veel water in mijn wijn doen, maar als ik mettertijd de dupe blijk te zijn van allerlei Vermeylens en soortgelijke officieele letterkundigen die via Maurice hùn belangen in Forum laten verzorgen, vind ik mijn rol een beetje triest.’ Ter Braak dacht er ook zo over (BW I, 254): ‘Ik denk dat “Vlaanderen” wel steeds bijgelegd zal kunnen worden; maar de rots van Petrus? Pasce oves meas, weid mijne schapen, sprak de Heer tot Maurice; etiam in Foro paganorum!’ In februari 1933 was er weer een ander probleem. Roelants besteedde namelijk veel tijd aan de herdenking van Karel van de Woestijne, zijn schoonvader, en had daar ruzie over gekregen met Greshoff die er een Panopticum aan wilde wijden waar Roelants tegen was. Du Perron schreef Roelants toen (BW I, 469) ‘dat hij m.i. Forum tekort doet, wanneer hij den tijd dien hij heeft wèl aan Van de W.-huldigingen kan wijden, maar een jaar lang geen regel voor Forum heeft. Mogelijk wordt hij ook boos.’ (De laatste bijdrage van Roelants had in het meinummer van 1932 gestaan; in 1933 zou er niets van hem voorkomen). In dezelfde maand februari 1933 vatte Du Perron zijn
oordeel over Bouws en Roelants samen (BW I, 462): ‘Wat ik van Bouws en Maurice denk, weet je nu. Overigens beide beste kerels (dit meen ik ook). Maar flapdrollen, die rond de
| |
| |
30 niet de humbug juist hebben leeren inzien van literatuurambtenarijtjes, maar die er meer en meer van smullen.’
Ook bij andere gelegenheden had vooral Du Perron laten merken dat hij alleen maar met de grootste moeite zijn contractuele twee jaar Forumredacteurschap vol zou maken. Zie bijvoorbeeld BW I, 184 (12 april 1932) en 298 (25 september 1932).
Het reorganisatieplan waar Maurice Roelants mee kwam in september 1933 was dus wel een oplossing. Het kon de Nederlanders van de Vlaming scheiden en het zou uiteindelijk ook het einde voor Bouws betekenen (zie de notitie bij II 12, 833-835).
Zijlstra wilde, aldus Roelants in zijn Roman, blz. 39-40, aan de uitgave van Forum een einde maken. Het was te duur, met maar een paar honderd abonnees die op een stuk of tien na, allemaal in Nederland waren geworven. Eén daarvan was overigens prinses Juliana (BW I, 181). Roelants stelde nu voor dat er naast de Nederlandse redactie, een hele Vlaamse zou komen. Dat ‘zou voor mij persoonlijk meebrengen, dat ik minder onthecht en goed omringd de eigen sector zou kunnen verzorgen. Vlaanderen zou in dit tweeledig opzet meer een eigen aangelegenheid erkennen en het Nederlands geestesleven aantrekkelijker vinden. De eenheid in het parallellisme, betoogde ik ten overstaan van Doeke Zijlstra en mijn redactiekameraden, zou naar mijn raming ook tweehonderd abonnees in Vlaanderen opleveren.’
Dat lukte blijkbaar, want in 5 auteurs, blz. 72, schrijft Roelants: ‘Na korte tijd was het aantal abonnees verdubbeld. Met vierhonderd abonnees dacht hij er niet meer aan Forum op te heffen.’
Later zou Zijlstra toch wel aan opheffen denken en het doen ook, maar het zou ook nog even duren voordat het voorstel van Roelants aanvaard werd.
Eerst zag Du Perron er wel wat in. ‘Als redactie voor Holland: jij, Vestdijk en nog één (Marsman), voor Vlaanderen Maurice + nog een paar. Het is werkelijk te probeeren, mits met volledige vrijheid van iedere redactie.’ (BW II, 145). Ook Ter Braak zag meer voordelen dan nadelen (BW II, 146). Vestdijk was overigens niet in een conditie om redacteur te worden en daarom overwoog Ter Braak Victor E. van Vriesland (BW II, 154) naast Marsman en hemzelf. Op 20 september 1933 vergaderden Ter Braak en Roelants met Zijlstra. Daar zei Roelants dat hij ‘een concentratie van Vlamingen wilde, van hemzelf tot ... Urbain van de Voorde!’ Dat deed voor Ter Braak de deur dicht. ‘Na alle kanten bekeken te hebben,’ schreef hij (BW II, 157), ‘kom ik met een concreet voorstel: opdoeken. We kunnen nu nog met eere crepeeren, na een jaar met den vlaamschen Dirk Coster [Van de Voorde] zijn we door een compromis gecompromitteerd.’
Du Perron was niet zo bang en wou het nog wel een jaar proberen, desnoods weer als redacteur. ‘Laat ons front blijven maken tegen de Hollandsche en andere pissebedden, hoe dan ook. [...] En als je de boel alleen aan wilt met mij als mederedacteur, dan in Godsnaam, en ondanks het figuur dat mij zooiets laat slaan bij allen die van mijn uittreden nu al weten.’ (BW II, 160).
Maar hij wist toen nog niet wat Roelants ook gezegd had op 20 september. Ter Braak schreef het hem op 24 september (BW II, 164): ‘Maurice heeft mij niet uitdrukkelijk gezegd, maar zeer duidelijk laten merken, dat hij zijn be- | |
| |
faamde coalitie alleen kan tot stand brengen, als jij als redacteur aftreedt (anders willen die Urbains en zoo niet meedoen). Nu, onder die condities voel ik er heelemaal niets meer voor. De opzet is toch duidelijk genoeg: wij moeten dienen om een vlaamsche “dunne bestelling” te ondersteunen en wij zullen steeds meer ondergedompeld worden in een bad van vlaamsche rotzooi.’ En zo dachten Greshoff en Marsman er ook over.
Op 25 september belde Zijlstra Ter Braak op en kreeg te horen dat Ter Braak niet meedeed aan ‘het plan-Maurice; en hij zegt mij nu opeens uit eigen beweging, dat hij, als de loop van zijn zaak het eenigszins permitteert, van plan is onze copie in een soort cahiers te drukken!’ (BW II, 167).
Dat was dus een andere mogelijkheid. Maar er kwamen tussen september en november 1933 nu allerlei mogelijkheden voor Forum of voor Ter Braak, die hier nu volgen.
| |
de cahiers
Het voorstel van 25 september om cahiers uit te geven, lag in de lijn van Du Perron, die zijn Cahiers van een lezer had uitgegeven, en ook van Ter Braak die in 1931 Forum eigenlijk wel Cahiers van den Schrijver had willen noemen (BW I, 139).
Op 25 oktober schreef Ter Braak aan Du Perron (BW II, 198): ‘Wij kunnen Forum behouden als driemaandelijksche publicatie van 80 pagina's. Secretariaat wordt afgeschaft, hon. van ƒ 3 blijft. Abonn. waarsch. ƒ 5 p.j. Wat denk je ervan? Eerlijk gezegd (hoewel ik deze vorm als noodschot niet zoo dwaas vind) ben ik niet erg gerust op de contactmogelijkheid van zulk een publicatie met de lezers, en ik zou Zijlstra nog een ander idee aan de hand willen doen: maandelijks 32 pag. à ƒ 3 (ev. ƒ 2), verlaging van het abonn. tot ƒ 6 of 5. Mij dunkt, als we geen vervolgen opnemen, kunnen we het daarmee voorloopig stellen. Ik weet niet of Z. daarvoor voelt; maar ik heb gemerkt, dat hij ons op één of andere manier wil aanhouden, en zal daarvan profiteeren. [...] Ik zou dan Vestdijk dringend willen aanschrijven desnoods nominaal derde te worden in de redactie voor 1934.’
Du Perron zag iets in beide mogelijkheden (BW II, 204).
| |
het vrije forum-venster
Constant van Wessem deed een voorstel aan Victor E. van Vriesland, die het op 4 oktober met Ter Braak besprak (BW II, 179). ‘De Vrije Bladen herleven in den ouden vorm, maar verdubbeld in omvang, en “nemen” pro forma (om de abonné's te krijgen) Forum en Het Venster, die beide opdoeken, “op”. Er komt een nieuwe redactie, waarvan Jan Engelman secretaris is, bestaande uit: Vic, v. Wessem (natuurlijk!), Marsman (als hij niet al te veel reist), Engelman, de Bourbon en ter Braak (de laatste twee resp. als vertegen w. van de verdwenen tijdschriften).’
Du Perron vond het een klucht (BW II, 180): ‘Jij met Vic, van Wessem en de Bourbon samen in een herleefde V.B. vind ik een achteruitgang en voor het publiek idioot.’
Dat was heel wat anders dan het plan-Roelants zoals het eerst leek, waarin ‘ons alleen maar het halve, Nederlandsche, echte Forum zou aangaan, en
| |
| |
[waarin] we de rest zouden kunnen negeeren.’ (BW II, 186).
Zijlstra voelde er niet veel voor om samen met De Spieghel De Vrije Bladen uit te geven (BW II, 181), maar op 17 oktober verscheen een berichtje in Het Vaderland (dat volgens Du Perron van Greshoff stamde) waarin stond dat Forum na december 1933 zou ophouden en dat er onderhandelingen gaande waren over samensmelting met De Vrije Bladen. Van Vriesland dementeerde het in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en Du Perron in Het Vaderland.
Op 25 oktober besprak Ter Braak in Utrecht met Engelman en Van Wessem het plan. Het resultaat was dat hij zich terugtrok (BW II, 198) ‘vooral omdat E. van deze combinatie een soort particuliere zaak van hemzelf wilde maken. Hij zou n.b. uitmaken, wat er in kwam, en wij zouden “toe zien”! [...] Stukken, die al te polemisch waren, of het katholicisme aantastten, kon hij trouwens niet opnemen, zei Engelman nog. Er moest nu eindelijk eens een blad komen, dat door de boekhandelaren en de portefeuilles kon worden geaccepteerd.’
Een voorstel van Van Vriesland voor een blad met gelijke stemrechten voor alle redacteuren en maandelijkse redactievergaderingen, en dat geen fusie van Forum en De Vrije Bladen zou heten, mocht niet baten, al zag Ter Braak er wel wat in (BW II, 200-208); op 5 november bleek het plan geruisloos opgeblazen (BW II, 216).
| |
groot nederland
Op 21 oktober 1933 schreef Du Perron aan Ter Braak (BW II, 192): ‘Heeft Jan [Greshoff] je geschreven van de reorganisatie-plannen van Gr. Nederland? Als men werkelijk iets van dat tijdschrift maken kan, dan lijkt het mij niet 10 × maar 100 × verkieslijker dat jij met Jan in de redactie gaat, dan met Van Wessem en 4 of 6 anderen in de V.B.’ Frans Coenen, die toch al oud en au fond onverschillig was, zou dan in de minderheid zijn tegenover Ter Braak en Greshoff (BW II, 193). Maar Ter Braak voelde er niet veel voor om met Coenen in dezelfde redactie te zitten (BW II, 199).
Toch bood Greshoff Ter Braak officieel het redacteurschap aan, maar Ter Braak had zich al te veel aan de plannen van Zijlstra gebonden en bedankte. Greshoff beschuldigde in een brief aan Du Perron Ter Braak van verraad aan de Forumzaak (BW II, 230) wat Ter Braak een woedende brief van Du Perron opleverde (BW II, 232) waarin hij nog eens uiteenzette wat hij van de formule-Roelants vond: ‘Als de anderen, die niets met “ons” te maken hebben, Forum naar buiten goed vertegenwoordigen als wij nu, hebben ze jou ook niet meer noodig en mag je gerust weggaan. Je zult zeker zoo “fatsoenlijk” zijn dat te doen, en ik ook, en dan zijn ze precies waar ze eigenlijk nu al zouden willen zijn. [...] Ik heb voor het nieuwe Forum niet de minste sympathie. [...] Zonder vriendschapsverhouding met jou zou mijn houding nu klaar zijn: vanaf 1 Jan. bestaat Forum voor mij niet meer en als ik lust zou hebben, zou ik het bestrijden, onverschillig waar. [...] Deze Gr. Ned-historie geeft mij duidelijk het gevoel waar ik sta, en waar ik desnoods nog wel zijn wil, maar zonder dupe te zijn. Dat jij Jan de bons kunt geven, terwille van een belofte aan Vic en Zijlstra, zou ik raar vinden, maar dat gaat jou tenslotte aan. Maar als je denkt dat je dit vooral doet om Forum te behouden, het tijdschrift en de naam, dan ben ik het gloeiend met je oneens. [...] Ik schrijf Jan dat ik me beschik- | |
| |
baar stel om je post in Gr. Ned. in te nemen, als daar een schijn van kans op is. Maar die is er natuurlijk niet.’ En de volgende dag, 24 november 1933, nog (BW II, 236): ‘Er is maar één ding proper: het heele rotcompromis laten verrekken en een eigen, nieuwe kans
wagen.’
Ter Braak antwoordde (BW II, 241) dat hij niet inzag wat er voor compromisachtigs aan was om met Vestdijk en Van Vriesland het Nederlandse gedeelte van Forum te verzorgen. ‘Vergeet je Coenen met zijn harem, die daar nog heerlijk resideert? Vergeet je, dat Gr. Ned., in tegenstelling tot Forum, een portefeuilleblad is met portefeuille-eischen, wat slechts met groote moeite en allerlei gepruts zal zijn te veranderen?’
Het Groot-Nederlandplan ging niet door. Pas in 1936 zou S. Vestdijk tot de redactie van dat blad toetreden.
| |
de gids
Ter Braak maakte ook kans om redacteur van De Gids te worden (BW II, 215) als opvolger van R.N. Roland Holst. In 1933 traden namelijk A. Roland Holst, R.N. Roland Holst, D. Crena de Iongh en M. Nijhoff uit de redactie van De Gids omdat prof. dr. H.T. Colenbrander niet was afgetreden. (Zie de notitie bij II 2, 157).
Ook van dat plan is niets gekomen.
| |
oxo
Op 30 oktober 1933 schreef Roelants aan Ter Braak (brief in collectie-Roelants LM) dat hij met H. Marsman, Raymond Herreman en Karel Leroux nog gepraat had over de bezwaren tegen Urbain van de Voorde als redacteur. ‘Marsman verkeerde in den waan, toen hij tot afwijzen adviseerde, dat het vaststond als zou V.d.V. in de redactie hebben gezeten. Als hij precies had geweten hoe de vork aan den steel zat, zooals ik hem dat thans heb uiteengezet, zou hij beja-hend hebben geadviseerd. Zelfs vroeg hij mij om met Engelman in contact te treden en te zien of er met de mogelijke concentratieplannen in Holland én de Vlaamsche iets kon worden gedaan.’
Maar Roelants wilde nu eerst met Ter Braak van gedachten wisselen.
‘Forum, eerste serie, lijkt me ten doode opgeschreven. Eddy weg kan een twee-of driemaandelijksch tijdschrift maar een surrogaat meer zijn. Uit, punctum zou ik zeggen, om een absoluten zuiveren toestand te hebben. Wij, in Vlaanderen, hebben over concentreeren gesproken. Gij zijt in Holland het zelfde gaan doen. Ik vereenvoudig tot het uiterste: maak in Holland een redactie van 3 personen (Engelman (?), Van Vriesland (?) en u (?)). Centraliseer daar omheen al wie gij noodig acht uit Forum, De Vrije Bladen e.c. Wij sturen er hier op aan om een concentratie te maken van “medewerkers”, die vertrouwen in een redactie van Marnix Gijsen, Walschap, Roelants (één van de twee laatstgenoemden eventueel nog te vervangen door een uitgesproken vrijzinnige (Lode Zielens (?) Brulez (?)).
Het nieuw tijdschrift, noem het zooals gij wilt, - ik noem het gemakshalve Oxo, - zou ik bij voorkeur door Nijgh laten uitgeven en ik denk dat gij ook dien voorkeur zoudt deelen (Als ik aan nieuwe moeilijkheden denk heb ik
| |
| |
vooral de mogelijkheid voor oogen dat Engelman en zijn vrienden misschien aan den Spieghel zouden vasthouden).’
Een antwoord van Ter Braak op dit voorstel is niet bekend. De brief zelf is gevonden in het archief van Jan Engelman.
| |
nieuw-half-forum
In november 1933 stelde Zijlstra voor dat Forum zou worden voortgezet, (BW II, 216), enigszins volgens het Oxo-plan van Maurice Roelants. Het zou dan zo worden: ‘maandelijks 80 pag., te verdeelen tusschen Vlaanderen en Holland in onderling overleg. Verder zelfstandige redactie. Voor Vlaanderen hebben ze al een trio gefokt: Maurice, Walschap en Gijsen. Ik heb nu, omdat Zijlstra graag een iets breeder basis wilde voor het financieele welslagen, een redactie bedacht van Vic, Vestdijk en mij. Vestdijk heeft onderhands toegezegd, nadat ik het hem als vriendendienst had gevraagd. Vic zal het ook wel doen. In deze formatie is er toch een “Forum-meerderheid” in den ouden zin.’ Bouws zou dan wel als secretaris pro deo moeten aanblijven omdat Ter Braak, die inmiddels redacteur van Het Vaderland geworden was, dat werk niet meer aankon.
Du Perron beloofde, ondanks zijn angstige voorgevoelens over de nieuwe formule, dat hij wel zou blijven meewerken, maar hij zou het blad voortaan wel N.H.F. (Nieuw-Half-Forum) noemen (BW II, 256).
En dat werd Forum 1934-1935.
| |
bio- en bibliografische gegevens
Menno ter Braak zie blz. 38.
S. Vestdijk zie notitie bij I 3, 151.
Victor E. van Vriesland zie notitie bij I 7, 440.
Marnix Gijsen [pseudoniem van J.A.A. Goris].
Joannes Alphonsius Albertus Goris werd geboren op 20 oktober 1899 in Antwerpen. Na handelsstudie in Antwerpen ging hij in de uitgeverij. Daarna ging hij geschiedenis studeren in Leuven, waar hij in 1925 promoveerde en in 1927 hoogleraar werd. Bij het uitbreken van de tweede Wereldoorlog bevond hij zich als adjunct commissaris-generaal van het Belgische paviljoen op de Wereldtentoonstelling in New York. In de oorlog kreeg hij de leiding van het Belgian Information Center in de Verenigde Staten; tot aan zijn pensionering is hij het hoofd daarvan gebleven.
Hij debuteerde met Lof-litanie van den H. Franciscus van Assisië (De Sikkel, Querido, Antwerpen, Amsterdam, 1920), maar had het jaar daarvoor al een inleiding geschreven bij zijn uitgave van De XII sonnetten van de schoonheydt van Bredero (De Sikkel, Antwerpen, 1919).
Bio- en bibliografie in René Goris en J. Greshoff, Marnix Gijsen, Stols, 's-Gravenhage, 1955; in Maurice Roelants, Marnix Gijsen, Manteau, Brussel, [1958]; in Gerard Verbeek, Marnix Gijsen, Desclée de Brouwer, [Brugge, 1966];
| |
| |
zie ook Marnix Gijsen, Zelfportret, gevleid natuurlijk, Desclée de Brouwer, [Brugge], 1965.
Bibliografie in Documentatiedienst AMVC/LM.
Documenten, brieven en knipsels in AMVC en in LM.
Raymond Herreman.
Raymond-Arthur Herreman werd geboren op 21 augustus 1896 in Wenen. Na studie aan de rijksnormaalschool in Gent (waar Karel Leroux en Maurice Roelants medeleerlingen waren) ging hij naar Brussel, waar hij achtereenvolgens onderwijzer, journalist en hoofd van de stenografische dienst van de Senaat werd.
Hij debuteerde met verzen in De Witte Kaproen en gaf samen met Maurice Roelants, Achilles Mussche en Van de Veegaete op school een tijdschriftje, Moderne Kunst, uit. In 1921 richtte hij met Karel Leroux, Richard Minne en Maurice Roelants 't Fonteintje op.
Bio- en bibliografie in Fr. Closset, Raymond Herreman, De dichter en de criticus, Manteau, Nijgh en Van Ditmar, Brussel, Rotterdam, 1944; ook in Fr. Closset, Raymond Herreman, Manteau, Brussel [1961].
Documenten, brieven en knipsels in AMVC en LM.
Maurice Roelants zie blz. 39.
Gerard Walschap zie notitie bij II 9, 625-637. |
|