| |
| |
| |
twaalfde nummer Gedateerd: December 1932 (uitgekomen op 6 december 1932 (brief van D. Zijlstra aan J. Greshoff, 7 december 1932, in LM))
Het twaalfde nummer was bedoeld als ‘propagandanummer’ (BW I, 288). De late verschijning kwam door ‘een kwestietje over Heineke Vos. We moesten daarmee in deze jaargang klaarkomen en zaten nu met een onmatig groot stuk voor dit nummer. Er is toen nogal wat oponthoud geweest omdat ik Maurice wenschte te consulteeren, je weet dat zulks tijdroovend is.’ (brief van E. Bouws aan J. Greshoff, 5 december 1932, in LM; zie ook BW I, 374 en 378).
| |
I 12, 745-755 's Konings poppen
S. Vestdijk
I 12, 756-768 Pro domo [g]
J. Greshoff
Du Perron aan Ter Braak, 9 december 1932 (BW I, 385): ‘Het gedicht van Jan ... gààt (eigenlijk ben ik totaal “fed-up” van dezen toon en kan ik, op de 26 stukjes, er ongeveer 7 of 8 waardeeren.)’
Voor een beschouwing over de reeks Louis Gillet, Jan Greshoff, blz. 271-282. Afzonderlijk uitgegeven als J. Greshoff, Pro domo, De Waelburgh, Blaricum, 1933 (met een opdracht: Uxori meae); en in de verschillende uitgaven van de Gedichten.
| |
besprekingen
Willem Elsschot besprak in brieven aan J. Greshoff van 11, 12 en 13 april 1933 en van 3 mei 1933 (beide in LM), de gedichten en noemde de nummers 23 en 26 ‘het meest naar mijn hart’.
Jan R.Th. Campert in De Nieuwsbode, 27 mei 1933.
Anthonie Donker in De Stem, juni 1933, blz. 608-616.
G.H. 's-Gravesande in Het Vaderland, 7 juni 1933:
‘Van al zijn poëtische geschriften is dit wel het meest op den man af. Maar daardoor is het ook, naar het mij voorkomt, een sluitstuk. Hierna kan, voor mijn gevoel, niets meer van dezen aard komen.’
Jan R.Th. Campert in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 december 1933.
P.H. Ritter jr. in Utrechtsch Dagblad, 14 juli 1934: ‘Het hoogtepunt van Greshoff's persoonlijkheid heeft hij o.i. bereikt in het snerpende gedicht Pro Domo.’
W.A. Kramers in Den Gulden Winckel, augustus 1934.
Johan Koning in Nederland, december 1934, blz. 1027-1032.
Johan W. Schotman in Nederlandsche Bibliographie, december 1934.
| |
| |
| |
I 12, 769-772 Schildersintelligentie
Van Uytvanck
Zie ook II 2, 113-122, A.C. Willink.
Geïllustreerd met vier reprodukties van portretten van Van Uytvanck: mr. Frans Coenen, Raoul Hynckes, Marja en Miss L.W.
| |
bio- en bibliografische gegevens
Valentijn Edgar van Uytvanck overleed in 1950 in Bochum (zie ook BW III, 483). Hij tekende onder andere portretten van schrijvers voor De Stem.
Hij publiceerde ten tijde van Forum ook in Den Gulden Winckel (1932) en De Stem (1934).
Brieven in LM.
| |
I 12, 773-774 Liefde aan zee [g]
Ernest Michel
bio- en bibliografische gegevens
Ernest Michel werd geboren op 25 november 1900 in Eindhoven en overleed op 6 april 1960 in Malden. Hij voerde als fascist fel verzet tegen misstanden in de rooms-katholieke kerk, onder andere in Neo-Communisten, uit geheime notulen, De Christophore, Malden, 1932. Tengevolge daarvan plaatste de bisschop van Den Bosch in november 1932 dat boek op de Index en verbood hem in 1933 de sacramenten te ontvangen. Na de tweede Wereldoorlog werd hij tot gevangenisstraf veroordeeld om zijn politieke houding in de oorlog. Tegen het eind van zijn leven sloot hij zich aan bij de Benedictijnen van het klooster Slangenburg in Doetinchem.
In 1932 gaf hij met Henri Bruning en Ernst Voorhoeve het weekblad De Christophore uit. Ten tijde van Forum publiceerde hij verder in Helikon (1932) en Werk (1933).
Brieven, documenten en knipsels in LM.
Ter Braak aan Du Perron, 9 december 1932 (BW I, 384): ‘het vers van Michel hebben wij, om met Bouws te spreken, toch maar aardig verbeterd en dus eigenlijk zelf geschreven; maar zonder gekheid, het is een sympathiek gedicht.’ (De toespeling op Bouws verwijst naar een opmerking van Du Perron - BW I, 360 - die zijn aandeel in Het verboden rijk nogal zwaar liet wegen.)
| |
I 12, 775-797 Heineke Vos en zijn biograaf [3 - slot]
Richard Minne
I 12, 798 Verveling [g]
Louis van Loo
| |
| |
bio- en bibliografische gegevens
ontbreken, behalve dat hij ten tijde van Forum ook publiceerde in Helikon (1932) en Groot Nederland (1933, 1935).
Du Perron aan Ter Braak, 9 december 1932 (BW I, 385): ‘Louis van Loo is eigenlijk prullig (ik heb spijt dat ik deze gedichten nam nu ik ze bij elkaar afgedrukt zie); [...] tegen Louitjes van Loo stem ik voortaan altijd tegen, hoe geschikt de jongens zelf dan ook zijn.’
| |
I 12, 799 Heimwee naar het zuiden [g]
Louis van Loo
I 12, 800 Circus [g]
Louis van Loo
I 12, 801-806 Anthonie Donker als autoriteit
E. du Perron
Naar aanleiding van Anthonie Donker, Terzake, Beschouwingen over litteratuur en leven, Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1932, en Anthonie Donker, De schichtige Pegasus, Critiek der poëzie omstreeks 1930, Stols, Brussel, 1932. Voor gegevens over Anthonie Donker zie notitie bij IV 5, 465.
Opgenomen in E. du Perron, De smalle mens, Querido, Amsterdam, 1934; en in VWdP II, 436-442.
| |
I 12, 807 Vacantie [g]
R. van Aart
Du Perron aan Ter Braak, 9 december 1932 (BW I, 385): ‘Van Aart is aardig, maar zwak (Slauerhoff-achtig).’
Opgenomen in R. van Lier, Praehistorie, Leopold, Den Haag, 1939.
| |
besprekingen
Ernst Groeneveld in De Avondpost, 16 april 1939:
‘Is het wonder, dat wij nu, na zooveel droefgeestige jaren van pretentie-poëzie met een school achter zich, het gehoor een beetje kwijt zijn en het gevoel wat afgestompt is en we maar amper de zuiverheid ondergaan van een toch zoo ontroerend (bah, wat een woord voor een gedicht van 1939!) schoon vers als Vacantie.’
E. du Perron in Bataviaasch Nieuwsblad, 22 juli 1939:
‘sterk onder Slauerhoff's [...] invloed staa[t] Vacantie (dat op-en-top navolging is van Pastorale en De gouvernante.)’
| |
| |
Carry van Bruggen
| |
I 12, 808-809 Panopticum. In memoriam Carry van Bruggen
M[enno]. t[er]. B[raak].
Carry van Bruggen, schrijfstersnaam van Caroline Lea de Haan was geboren op 1 januari 1881 in Smilde en pleegde zelfmoord op 16 november 1932 in Laren.
Ter Braak had grote bewondering voor haar Prometheus (1919) en Hedendaagsch fetichisme (1925).
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 537-538.
| |
| |
| |
I 12, 809-811 Panopticum Polemiek en tijdschriftleiderschap
E. d[u]. P[erron].
Du Perron aan Ter Braak, 12 november 1932 (BW I, 346): ‘Mijn polemische zwanenzang wellicht!’
‘Aan de vooravond van een nieuwe jaargang (hoe sierlik drukt de tijdschriftleider zich uit eer hij het zelf weet) vraag ik mij af welk gedrag mij verder het beste voegt. Mijn verantwoordelijkheid drukt zwaar op mijn polemiese ader; anderzijds zou ik misschien minder tot de polemiek genood worden zonder deze verantwoordelikheid. [...] Neen, de groei van mijn verantwoordelikheid bezorgt mij een drang om geruime tijd te rusten op mijn polemiese lauweren, om het nogmaals te zeggen met gevoel en waardigheid. Misschien schrik ik af en toe nog wel op - als tussen deze lauweren een tè kwaadaardig insekt mij bezoeken komt - maar mijn bedoelingen aan de vooravond van deze twede jaargang - en daarom alleen schreef ik dit stukje - zijn meer dan tijdschriftleiderachtig goed.’
Gedeeltelijk opgenomen in VWdP II, 460-462.
| |
I 12, 811-812 Panopticum. Salverda contra Multatuli
M[enno]. t[er]. B[raak].
Naar aanleiding van een boekje van prof. dr. Salverda De Grave, La Hollande, waarin stond ‘les observations, parfois géniales de [Multatuli] cachaient de dilettantisme’. Van de moderne schrijvers prees hij vooral Ina Boudier-Bakker en Jo van Ammers-Küller.
‘Had Multatuli toch maar zijn best gedaan verschillende generaties van één enkele familie te laten herleven in plaats van de generatie der Droogstoppels en Slijmeringen te vermoorden, dan had ook hij zijn schouderklopje mee naar Frankrijk kunnen nemen.’ |
|