| |
| |
| |
derde nummer Gedateerd: Maart 1932
I 3, 141-150 De aesthetiek der reporters
H. Marsman
opdracht
aan Cola Debrot [Voor gegevens over Cola Debrot zie II 8, 561]
H. Marsman aan P.N. van Eyck, 22 mei 1932 (De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en H. Marsman, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage, 1968, blz. 80): ‘Het critiek schrijven is mij een onmogelijkheid geworden. [...] Ik heb wel, voor Forum, een mislukt stuk over Couperus geschreven, en een groot artikel, De aesthetiek der reporters, dat mij wèl goed bevalt, maar dat is dan ook het eenige van dien aard.’
Ter Braak aan Du Perron, 29 februari 1932 (BW I, 163):
‘De stem van Marsman klinkt vreemd in Forum III, vind ik. Ik ben werkelijk nieuwsgierig, of “men” dit nu mooi en sympathiek zal vinden. Voor mij is het altijd nog edel bazuingeschal of gesublimeerde angst voor mogelijke buren met een radio. Maar het is niet onvermakelijk, dat we ditmaal met dit stuk openen; en sympathiek is het zeker.’
Opgenomen in VWM III.
| |
besprekingen
W.L.M.E. van Leeuwen in Tubantia, 26 maart 1932.
Gerard Knuvelder in Morgen, 13 april 1932.
| |
I 3, 151 De kasplant [g]
S. Vestdijk
bio- en bibliografische gegevens
Simon Vestdijk werd geboren op 17 oktober 1898 in Harlingen. Hij studeerde medicijnen aan de universiteit van Amsterdam, waar hij in 1927 zijn artsexamen aflegde. Tot 1932 nam hij artsenpraktijken waar en maakte een scheepsreis; sindsdien leeft hij van schrijven. Hij leerde Ter Braak en Du Perron kennen in 1931.
Hij debuteerde in 1926 in De Vrije Bladen met het gedicht Riem-zonder-eind. In 1934 en 1935 was hij redacteur van Forum, waarin hij debuteerde als novellist en romanschrijver. Daarna was hij redacteur van Groot Nederland (1936-1941), de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1938-1939), Centaur (1945-1948), en Podium (1949-1951) en werkte mee aan Het Parool, Het Vaderland en De Groene Amsterdammer. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Helikon (1932-1935), De Gids (1932, 1933), De Vrije Bladen (1932, 1933, 1935), De Stem (1933-1935), Groot Nederland (1933-1935) en Het Venster (1935).
| |
| |
Biografie en bibliografie in Vestdijk in kaart, Bert Bakker-Daamen, Den Haag, 1967, en in Documentatiedienst LM/AMVC (in beide ook werken over Vestdijk); ook in Schrijvers Prentenboek 2, S. Vestdijk, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage, 1958.
Du Perron over Vestdijk in Groot Nederland 1935, blz. 560 e.v.
Jan Schepens over Vestdijk en Forum in Werk, juni 1939.
Brieven, documenten en knipsels in LM en in AMVC.
Opgenomen in S. Vestdijk, Berijmd palet, De Waelburgh, Blaricum, 1933.
| |
I 3, 152 Haar broer [g]
S. Vestdijk
Opgenomen in S. Vestdijk, Berijmd palet, De Waelburgh, Blaricum, 1933.
| |
I 3, 153-168 Het verboden rijk [3]
J. Slauerhoff
I 3, 164 Vier reprodukties van tekeningen van Hendrik de Vries tussen blz. 164 en 165. Voor gegevens Hendrik de Vries zie I 5, 297.
| |
I 3, 169 De planter ([g]
J. van Nijlen
bio- en bibliografische gegevens
Joannes Joannes-Baptista Maria Ignatius van Nijlen werd geboren op 10 no- | |
| |
S. Vestdijk, Bilthoven, 1936
Jan van Nijlen
Midden en rechts: Van Nijlen en Du Perron
| |
| |
vember 1884 in Antwerpen en overleed op 14 augustus 1965 in Ukkel. Na gewerkt te hebben op het makelaarskantoor van zijn vader werd hij corrector, bediende in een boekwinkel en journalist bij La Métropole in Antwerpen. Van 1914 tot 1919 woonde hij in Nederland. Na zijn terugkeer in België kwam hij te werken op de vertaalafdeling van het ministerie van justitie waar hij in 1949 als directeur werd gepensioneerd. Hij was bevriend met onder anderen J. Greshoff, Willem Elsschot en E. du Perron (zie Jan van Nijlen, Herinneringen aan E. du Perron, Van Oorschot, Amsterdam, 1955).
Hij debuteerde in 1904 in Dietsche Warande en Belfort onder het pseudoniem Jan van Leenen. Van 1932 tot 1941 was hij redacteur van Groot Nederland. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in De Gids (1932), Helikon (1932, 1933), Groot Nederland (1934, 1935) en De Groene Amsterdammer (1934). Bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC.
Bio- en bibliografische gegevens in Pierre H. Dubois, Jan van Nijlen, Manteau, Brussel [1959] en in G. Bittremieux, De dichter Jan van Nijlen, een commentaar, Van Oorschot, Amsterdam, 1956.
Brieven, documenten en knipsels in LM en in AMVC.
Opgenomen in Jan van Nijlen, Geheimschrift, Enschedé, Haarlem, 1934; en in VGvN.
| |
I 3, 170-183 Démasqué der schoonheid [3]
Menno ter Braak
I 3, 184 Ziekentroost
J. Slauerhoff
Opgenomen in J. Slauerhoff, Soleares, Stols, Maastricht, 1933; en in VWSl III.
| |
I 3, 185-194 Een verzoening
R. Blijstra
bio- en bibliografische gegevens
Reinder Blijstra werd geboren op 29 september 1901 in Harlingen. Na een paar jaar universitaire studie ging hij in de journalistiek. Hij schreef onder andere over Engelse literatuur in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 1936 tot 1940 en was ten slotte chef kunstredactie van Het Vrije Volk. Hij schrijft reisschetsen en studies over architectuur.
Hij redigeerde met onder anderen Paul van Ostaijen en E. du Perron het tijdschrift Avontuur en is redacteur van Critisch Bulletin geweest. Ten tijde van Forum schreef hij ook in De Nieuwe Gids (1932), Den Gulden Winckel (1933), Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1933) en De Stem (1934). Hij komt voor op het lijstje dat Du Perron en Ter Braak op 30 augustus 1931 maakten van mogelijke medewerkers voor Forum (BW I, 138).
Bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC.
| |
| |
R. Blijstra, 1933
Brieven, documenten en knipsels in LM en in AMVC.
Ter Braak aan Du Perron, 19 januari 1932 (BW I, 159): ‘De monoloog van Blijstra is heel aardig, hoewel ik voortdurend blijf denken, dat hij tot betere dingen in staat is. Maar ik ben vlak voor plaatsing, geeft het dus door aan Bouws.’
| |
I 3, 195-198 Scenario te geef
E. du Perron
Du Perron aan Ter Braak, 29 december 1931 (BW I, 155): ‘Voor nr. 3 schrijf ik dat panopticumpje voor hh. romanciers: Schema te geef.’
Schema voor een succesroman ‘ten behoeve van enige jongere broeders en anderen die het zouden willen proberen’ om de prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te bemachtigen.
| |
| |
Ter Braak aan Du Perron, 4 februari 1932 (BW I, 161): ‘je “scenario” is ronduit schitterend! Maximum aan effect, door de “juiste toon” vooral. [...] Heb je overigens gezien, dat Helman in De Groene van deze week een novelle geplaatst heeft, waarin Thilde en de avonturier reeds optreden?’
Opgenomen in het hoofdstuk Platen voor onderwijs in E. du Perron, De smalle mens, Querido, Amsterdam, 1934; en in VWdP II, 451.
| |
I 3, 199-201 Two impossible men
Menno ter Braak
Bespreking van Frank Harris, Bernard Shaw, an unauthorised biography, London, 1931.
| |
I 3, 202 Panopticum. Maler sehen dich an ...
M[enno]. t[er]. B[raak].
Naar aanleiding van Palet, een boek gewijd aan de hedendaagsche schilderkunst, De Spieghel, Amsterdam, 1931.
| |
I 3, 203 Panopticum. Lof der onpersoonlijkheid
E. d[u]. P[erron].
In Helikon, januari 1932, had een gedicht van A.W. Grauls gestaan ‘waarnaast het bereids vermaarde Ambrosia, wat vloeit mij aan, van Jan Engelman, zich in het niet dreigt op te lossen.’
Het gedicht van Grauls in Helikon luidde:
Serenade
Myosotis, zing mij haar naam.
De sterren staan in 't bloemenraam.
De blaren ritselen in het bosch,
maar watervallen waaien los
Gitaar, o lieve hartsfontein,
wees ministreel en zonneschijn
voor de hermelijnen hinde.
Lazuren vuren rond de maan,
de rozen zullen kleurloos staan,
tot ik haar glimlach vinde.
| |
| |
Aan Du Perron had dit ‘de volgende Hulde ontlokt, toch aan A.W. Grauls, voor zover hij biologies mag bestaan.’
Mnemosyne, wat komt hier aan?
Jan Engelman mag zich nu stallen:
maar Grauls is van haar kind bevallen.
En binnenkort komt zijn Calando
(de titel rijmt wat op Parlando),
geratst wordt dondrentissimo.
Wie Grauls is, weet men nog niet zeker:
misschien is hij een stekjeskweker,
misschien meer een verhuurkantoor,
misschien gewoon een kwispeldoor -
Maar, veelgevooisd en dito-slachtig,
blijft hij - dit staat wel vast - aandachtig
bereid zich onder ieders lettren
tot protoplasma te verplettren.
Calando was een bundel van Grauls, aangekondigd in hetzelfde Helikon, en in 1932 verschenen bij Stols, Brussel-Maastricht; Parlando is de titel van de bundel gedichten van E. du Perron die in 1930 bij Stols verschenen was.
Zie ook II 7, 550-555 E. du Perron, Aan Ambrosia: ‘[Ambrosia] vond navolgers, tot in het olike Vlaanderen; het leek het knippatroon bij uitstek voor het nieuwste muzikale vers.’
Grauls reageerde in I 4, 272 (zie daar).
Oordeel van J. Greshoff over Calando van Grauls in Groot Nederland, juni 1933, blz. 566: ‘Als men zegt dat Grauls talent heeft, zegt men te weinig. Hij heeft vele talenten. Hij heeft het talent van al zijn buren.’
Opgenomen in het hoofdstuk Panopticum op rijm in E. du Perron, De smalle mens, Querido, Amsterdam, 1934; en in VWdP II, 450-451.
| |
I 3, 203-204 Panopticum. Desertie bij de Gideonsbende
M[enno]. t[er]. B[raak].
Reactie op de crisis in de redactie van De Gemeenschap. In december 1930 was Jan Engelman uit de redactie getreden; in januari 1932 traden Lou Lichtveld en Chr. de Graaff uit als protest tegen maatregelen van de kerkelijke censuur tegen artikelen van Albert Kuyle. Zie daarvoor Harry Kapteijns, Het maandblad De Gemeenschap, Intenties en aspecten, Amboboeken, Utrecht [1964], blz. 27.
| |
| |
| |
I 3, 204 Panopticum. Zgn.
M[enno]. t[er]. B[raak].
Naar aanleiding van een zin in het filosofisch jaarboek Annalen der critische philosophie die gericht was ‘tegen de aanspraken van wereldbeschouwingen en zgn. levenswijsheid op de philosophie.’
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 518. |
|