| |
| |
| |
vierde nummer Gedateerd: April 1932
I 4, 205-210 De parasiet [g]
S. Vestdijk
Opgenomen in S. Vestdijk, Berijmd palet, De Waelburgh, Blaricum, 1933.
| |
besprekingen
K. Heeroma in Opwaartsche Wegen, februari 1934, blz. 412-413.
H. Marsman in Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30 oktober 1935.
E. du Perron in Groot Nederland, december 1935, blz. 561 (VWdP VI, 15-27):
‘Ter Braak bleek meteen veroverd, en zelfs geestdriftiger dan ik, vooral voor één lang gedicht, vol originele beelden en gedachten, vond hij: De parasiet.’
| |
I 4, 211-229 Het verboden rijk [4]
J. Slauerhoff
I 4, 230-234 Vlaanderens verfvermaak
J. Greshoff
met drie reprodukties naar schilderijen van Ensor, Evenepoel en Daeye en een foto van een beeld van Wouters, ontleend aan L. en P. Haesaerts, Flandre, Paris, 1931.
Zie voor een oordeel van Du Perron over datzelfde boek BW I, 180.
| |
I 4, 235 De bierpiraat [g]
E. du Perron
Opgenomen in E. du Perron, Mikrochaos, tweede, vermeerderde druk, Stols, Maastricht, Brussel [1935]; en in VWdP I, 111.
| |
I 4, 236 Voor een paradijsvaarder [g]
E. du Perron
opdracht
aan Jan Engelman
Du Perron aan Ter Braak, 22 januari 1932 (BW I, 160): ‘Jan Engelman legde mij uit dat èchte poëzie (bv. Rilke) wijn is, vgl. met jenever (bv. Corbière), hoe goed die jenever overigens ook zijn mag. Wijn is edeler dan jenever. Ik ga met deze onderscheiding volkomen accoord.’
Reactie van Hendrik de Vries in Forum II 1, 74-75.
| |
| |
Brief van Du Perron aan Engelman
Handschrift van dit gedicht, onder de titel Voor paradijsvaarders, in collectie-Du Perron LM.
Opgenomen in E. du Perron, Mikrochaos, tweede, vermeerderde druk, Stols, Maastricht, Brussel, [1935].
| |
I 4, 237 Twee filmsirenen [g]
E. du Perron
Greet is Greta Garbo, Marleen is Marlene Dietrich (zie brief Ter Braak aan Du Perron, 4 februari 1932, BW I, 161).
Opgenomen in E. du Perron, Mikrochaos, tweede, vermeerderde druk, Stols, Maastricht, Brussel, [1935].
| |
I 4, 238-252 Démasqué der schoonheid [4]
Menno ter Braak
| |
| |
André Demedts
M. Mok
| |
I 4, 253-261 Dood van een dichter
André Demedts
bio- en bibliografische gegevens
André Maurits Demedts werd geboren op 8 augustus 1906 in Sint-Baafs-Vijve. In 1937 werd hij leraar aan de Waregemse Handelsschool. In 1949 werd hij hoofd van de gewestelijke omroep West-Vlaanderen.
Hij debuteerde in 1924 met gedichten in Averbode's Weekblad. In 1930 stichtte hij met Pieter Buckinx, L. Lagasse, F. van Bogaert, R. Verbeeck en Jan Vercammen Tijdstroom. In 1937 werd hij redacteur van Vormen. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Dietsche Warande en Belfort (1932-1935) en in De Tijdstroom (1932-1934).
Biografie en bibliografie in Anton van Wilderode, André Demedts, Desclée de Brouwer, Brugge, [1965]; zie ook André Demedts, De dag van gisteren, Desclée de Brouwer, Brugge, 1966.
Documenten, brieven en knipsels in AMVC.
Opgenomen in André Demedts, Mannen van de straat, Steenlandt, Kortrijk, 1933.
| |
bespreking
De Gemeenschap, augustus-september 1933.
| |
| |
| |
I 4, 262 De verstandige [g]
M. Mok
bio- en bibliografische gegevens
Mozes Mok werd geboren op 7 november 1907 in Haarlem. Hij werkte eerst op de administratie van een diamanthandel en ging in de crisistijd werken als vertaler en schrijver. Hij debuteerde in De Gemeenschap, februari 1930. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1932-1935), De Gemeenschap (1932, 1933, 1935), De Stem (1932, 1933), Nederland (1932), Helikon (1933), De Nieuwe Gids (1935), Leven en Werken (1935) en Mork's Magazijn (1935).
Bibliografie in M. Mok, Stadiën, Heideland, Hasselt, 1965.
Documenten, brieven en knipsels in LM en AMVC.
| |
I 4, 263 Dood kindje [g]
C. van Nieuwenhuyzen
Op het omslag van het aprilnummer en in de inhoudsopgave van het eerste halfjaar van de eerste jaargang wordt als dichter genoemd: G.J. van Nieuwenhuyzen.
Gegevens ontbreken.
| |
I 4, 264-266 Moralisten als Donquichotes
Menno ter Braak
Bespreking van E. van Dieren, Prof. Freud de uitvinder van de z.g. psychoanalyse of te wel ‘diepte’-zielkunde en het door velen onderschatte perverse gevaar, Hollandia, Baarn, 1932, en Emmanuel Berl, Le bourgeois et l'amour, Gallimard, Paris, 1931.
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 519-521.
| |
I 4, 276-269 Panopticum. Aandacht voor Schotman!
E. d[u]. P[erron].
Reactie op Johan W. Schotman, Vlegelrevolutie, in Nederlandsche Bibliographie, februari 1932. Schotman had in een beschouwing over Forum het onder andere betreurd dat Ter Braak de ‘andere wereld, van dieper en grootser gehalte’ niet zag. ‘Hiermee is meteen de wortel blootgelegd van de onmacht dezer dertigjarigen: zij stuiven voorbij aan het wezenlike, en blijven vreemd aan het eigenlike van onzen tijd. Zij maken zich druk om stijl en uitdrukkingswijze, zij verwerpen het grote, wanneer het niet in hún vorm, die vormeloos is, wordt opgediend, en zij voelen zich nieuwlichters, terwijl zij het gebied, waarop
| |
| |
zich een werkelike omzetting aller waarden voltrekt, niet te bereiken weten. [...] Voor deze rammelende leegte, voor dit “vlerken”gezwets, voor deze pueriele groeistuipjes, is nu een nieuw tijdschrift nodig. Coster wordt naar den achtergrond geduwd door hun spitse ellebogen, want ze vrezen den ernst en alles wat meerdere waarde heeft. Nijhoff wordt geridiculiseerd, ze verachten Geerten Gossaert en bespuwen Vondel. Ze vergeten, dat ze zo hoogstens façaden honen, en dat ze te kortzichtig zijn om door de vensters heen de rijke interieurs te zien.’
Du Perron geeft een verslag van zijn betrekkingen tot Schotman. Hij eindigt: ‘U noemt mij in uw stuk, zij t met het adjektief “handig” ervoor, een “allesdurver”. Er zijn dingen die ik inderdaad zo handig zou zijn niet te durven. De armzaligheid bijv. zich, in één explosie van machteloze woede, van een vierderangs-lettré uit te kleden tot een eersterangs-raté.’
Zie voor een reactie van J. Slauerhoff op het artikel van Schotman I 5, 336.
| |
I 4, 270-271 Panopticum. De congenitale onmogelijkheid
E. d[u]. P[erron].
Reactie op een recensie door M.T. Premsela van André Maurois, Le cercle de famille, in Nieuwe Rotterdamsche Courant van 18 februari 1932.
| |
I 4, 271-272 Panopticum. Eckermann-herdenking
M[enno]. t[er]. B[raak].
Reactie op de vele herdenkingen van Goethes sterfdag (22 maart 1832). Eckermann, ‘die beschaafde klit aan Goethe's jas' heeft eens gezegd, [er habe] keinen andern Lebenszweck als der deutschen Literatur nützlich zu sein’. ‘Herdenken wij dus, behalve Goethe, ook Eckermann, die instinctief begreep waarom hij in de titanenschaduw wilde leven, ... maar bovendien zoo naïef was, er eerlijk voor uit te komen!’
Opgenomen in het hoofdstuk Journaal van het tweede gezicht in Menno ter Braak, Het tweede gezicht, Boucher, 's-Gravenhage, 1935; en in VWtB III, 521-522.
| |
I 4, 272 Panopticum. De persoonlijkheid onthuld
A.W. Grauls
Armand Willem Grauls werd geboren op 17 november 1889 in Antwerpen en was bureeloverste bij het gemeentebestuur van Antwerpen.
Documenten, brieven en knipsels in LM en AMVC; in LM een brief aan A.A.M. Stols naar aanleiding van de kwestie-Mnemosyne.
Zie ook I 3, 203, Lof der onpersoonlijkheid.
| |
| |
E. du Perron
A.W. Grauls, 1929
Par retour du courrier
Op zijn divanbed uitgestrekt,
van protoplasma onbevlekt,
heeft Charles Edgar, ge weet wel wie,
aan mij gedacht, merci Marie!
zoo fijn de waarheid eens gezeid.
Het stuk verdient een weeldedruk
voor dertig vrienden hun geluk.
Niet Engelman, niet Engelman,
Maar Greshoff is de Don Juan.
Na Coster's dood moet ik er aan,
wat nu gezongen en gedaan?
O Neêrlands grootste papegaai,
volkomen dichter, maar wat saai,
ik lig geveld nu als een os,
spuit mij eens in met Mikrochaos.
Maar dood is nog niet dood (Pascal).
Ik sta, godlof, bereid en pal.
Als wapen kies ik, du Perron,
gelijk Pallieter het kanon.
Du Perron schreef een kwatrijn als antwoord op dit vers van Grauls, maar blijkbaar had Bouws er bezwaren tegen (BW I, 498, aantekening bij brief 112). Het kwatrijn is opgenomen in S. Vestdijk, Gestalten tegenover mij, Bert Bakker-Daamen, Den Haag, 1961, blz. 48:
Gelijk iemand moest t wel weer wezen.
Brand dus Pallieters op mij los.
Maar zeg, of 'k ga uw pal staan vrezen:
Zijt gij alleen geveld een os?
|
|