| |
| |
| |
voorspel
Het eerste nummer van Forum is verschenen op 11 november 1931 (BW I, 145). Maar het is niet uit de lucht komen vallen.
Het is heel goed mogelijk Forum te zien als reactie op De Vrije Bladen, maar de plannen voor een ander blad dan De Vrije Bladen, en wel een gereorganiseerde Vrije Bladen, zijn al ouder, in ieder geval ouder dan de discussie tussen Menno ter Braak en D.A.M. Binnendijk in De Vrije Bladen van begin 1931 over de kwestie ‘vorm of vent’ (zie daarover J.J. Oversteegen, Vorm of vent). Bronnen daarvoor zijn de briefwisseling tussen Ter Braak en Du Perron, een vraaggesprek dat dr. J. Starink voor de KRO-radio gehad heeft met Everard Bouws, redactie-secretaris van de eerste twee jaargangen van Forum, op 16 november 1965 (in LM), en Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of les liaisons dangereuses, Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam, [1965].
In zijn Roman schrijft Roelants (blz. 20): ‘Het verlangen om met het tijdschrift Forum in de geestesatmosfeer van de jaren dertig in te grijpen, óver De Vrije Bladen heen, ontstond bij Menno ter Braak en Eddy du Perron, die een degelijk bemiddelaar vonden in de zelf niet creatief optredende intellectueel Everard Bouws. Deze stevige en rondborstige, deze placide en goedmoedige ambitieuse man was een relatie van Nijgh en van Ditmar en zou later als niet-stemgerechtigde secretaris van Forum de methodische nauwgezetheid in persoon blijken te zijn.’
In de eerste brief van Menno ter Braak aan E. du Perron (BW I, 5) treedt Bouws al op: ‘nu is de plezierige onpersoonlijke relatie uitsluitend via Bouws en gedrukte stukken voorbij.’ Everard Bouws, een vriend van J. Slauerhoff, had in 1928 Ter Braak leren kennen in de Filmliga en in 1929 Du Perron op de kamer van Slauerhoff in Utrecht (BW I, 475).
Bouws vertelt in zijn interview dat Slauerhoff hem in 1927 al aanspoorde om eens wat te doen aan de onbevredigende toestand bij de Nederlandse literaire tijdschriften. ‘Toen ik Slauerhoff enkele jaren later weer eens, nu in Holland, ontmoette, kwam hij op deze kwestie terug. Hij was zeer onvoldaan over de lijn die Marsman en Van Wessem met De Vrije Bladen volgden en meende, dat ik, als in de literatuur belangstellende niet-schrijver met organisatorische aanleg, juist de man kon zijn, die iets behoorlijk op gang zou kunnen brengen.’
Bouws, die toen vrijmetselaar was, hield in 1930 in een Rotterdamse loge een inleiding over de Nederlandse letterkunde (mededeling van E. Bouws aan W. Mooijman). Bij die gelegenheid ontmoette hij D. Zijlstra, directeur van de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, die graag een literair tijdschrift aan zijn bedrijf wou verbinden. Op verzoek van Zijlstra heeft Bouws toen met H. Marsman en Constant van Wessem (met D.A.M. Binnendijk redacteuren van De Vrije Bladen, verliespost van uitgeverij De Spieghel in Amsterdam) besproken of het blad kon overgaan naar Nijgh en Van Ditmar. ‘Daarvan is tenslotte niets gekomen, omdat de redacteuren vreesden, dat de zaak hun, met een actieve uitgever op de achtergrond, uit de hand zou kunnen lopen.’
‘In de zomer van 1930’ (Bouws vergiste zich; Ter Braak en Du Perron hebben elkaar pas eind 1930 voor het eerst ontmoet (BW I, 477)) logeerden Bouws en Ter Braak bij Du Perron en toen ‘vertelde ik hun over het mislukte contact met Marsman en diens vrienden en in dat gesprek kwam toen de gedachte naar
| |
| |
voren om iets geheel nieuws te beginnen. Er is daarop in Gistoux een voorlopige opzet uitgewerkt, die door mij bij de heer Zijlstra werd ingeleid. Die was actief geïnteresseerd en de twee desiderata die hij stelde waren:
1 naast Ter Braak en Du Perron een Vlaming als mederedacteur (hij stelde als zodanig Maurice Roelants voor) en
2 mijn medewerking voor het organisatorisch redactiewerk en het contact met de uitgeverij.’
Uit de briefwisseling van Ter Braak en Du Perron kan de gang van zaken enigszins gereconstrueerd worden.
Op 18 november 1930 schreef Du Perron aan Ter Braak (BW I, 8): ‘Last not least: wat zeg je van de tijdschrift-resultaten van our dear Bows? Kranig lijkt het me! Ik las vanmorgen zijn voorloopig rapport aan Greshoff.’
In diezelfde maand verscheen de bloemlezing Prisma, verzorgd door D.A.M. Binnendijk. Op 24 november stuurde Ter Braak zijn recensie van dat boek, getiteld Prisma of dogma? (VWtB I, 348) ter inzage aan Du Perron (BW I, 10), die opgenomen zou worden in De Vrije Bladen, januari 1931 en die zou leiden tot een polemiek met Binnendijk in De Vrije Bladen en een polemiek tussen H. Marsman en Du Perron in De Nieuwe Eeuw (VWdP II, 276).
Uit de briefwisseling blijkt verder niet wat die ‘tijdschrift-resultaten’ van Bouws zijn. Op 2 juni 1931 schreef Ter Braak aan Du Perron dat hij gevraagd was voor een nieuwe redactie van De Vrije Bladen, maar dat hij dat alleen zou aanvaarden als ook Du Perron redacteur werd (BW I, 102). Op 7 juni 1931 had Ter Braak bij Binnendijk thuis een bespreking met de redactie van De Vrije Bladen over de reorganisatie. Binnendijk zou zich terugtrekken en de aanwezigen ‘projecteerden als nieuwe redactie: Marsman, du Perron, v. Vriesland, v. Wessem, ter Braak. Stelden voorts een voorloopige lijst van medewerkers op.’ (BW I, 107).
Du Perron zag liever Slauerhoff in de redactie dan Van Vriesland, want al was die als redacteur ‘10 × zoo goed’, hij was ‘precies 7 jaar te oud’. (BW I, 108). Er ontstond misverstand over de positie van Bouws. Ter Braak, Marsman en Du Perron vermoedden dat hij voornamelijk zijn eerzucht wilde bevredigen en dat hij en Zijlstra Van Wessem uit zijn positie als redactiesecretaris wilden werken om Bouws die functie te geven (BW I, 110-111, 114, 115, 117), maar Bouws trad wel degelijk op als gemachtigde van Zijlstra en ‘de quaestie van het redactie-secretariaat was van den beginne af bij Zijlstra een sine qua non. Hij meent n.l. alleen te kunnen werken met een “manager”, die tegelijkertijd met de redactiezaken op de hoogte is, en dus niet met v. Wessem.’ Maar er was geen sprake van dat Zijlstra Van Wessem uit de redactie wou hebben. (Ter Braak aan Du Perron, 4 juli 1931 - BW I, 120).
Begin augustus logeerden Bouws en Ter Braak bij Du Perron (BW I, 122 en 492).
Ter Braak schreef op 19 augustus 1931, na het verblijf op Gistoux, aan Du Perron (BW I, 128) dat Zijlstra had ‘toegehapt’ en dat Du Perron Marsman moest zien te ‘overtuigen van de noodzakelijkheid van dit project. Met hem is de zaak toch eigenlijk pas compleet. Hoewel het misschien toch wenschelijk zou zijn, de V. Bl. te laten verdwijnen en door een nieuwe naam aan te geven, dat er nieuwe plannen zijn.’ De bedoeling was toen blijkbaar nog om De Vrije
| |
| |
Bladen te laten verschijnen bij Nijgh en Van Ditmar onder redactie van in ieder geval Ter Braak en Du Perron. Marsman wilde aan die nieuwe opzet eigenlijk wel meedoen, ‘maar ik kan het niet doen tegenover v[an]. W[essem]. en de Bladen. Ik sukkel dus meer plichtsgetrouw dan begeesterd nog wat door met die sloome affaire.’ (BW I, 493).
In de nieuwe opzet wou Zijlstra Roelants in de redactie hebben. Du Perron had daar niets op tegen (BW I, 129): ‘1e. is Roelants een uiterst-geschikte kerel, 2e. heeft hij het zeer druk, zoodat hij practisch niets of weinig zal uitvoeren, 3e. gaan zijn opvattingen met de onze vrijwel samen. Maar ik schreef Bouws dat ik liever nu heelemaal bij het oude plan bleef. Jij en ik dus, òf jij en Roelants en ik, met Bouws als redactie-secretaris-met-adviseerende stem. Daar blijft het dus bij?’
Op 24 augustus ontving Du Perron van Bouws het concept-contract (BW I, 130), dat ook door Bouws was opgesteld (E. Bouws aan J. Greshoff, 5 maart 1933; collectie-Greshoff LM: ‘ik heb het (ongewijzigd overgenomen) contract opgesteld.’). Het honorarium was gemiddeld ƒ 3 per pagina en de redactiesecretaris zou ƒ 50 per maand verdienen (contract in collectie-Forum LM).
Op 27 augustus schreef Marsman aan Binnendijk dat Bouws al tijdens de vakantie op Gistoux begin augustus gezegd had dat het overnemen van De Vrije Bladen van de baan was. ‘Toen hebben èn Menno èn du P. Bouws ondubbelzinnig gezegd, dat in eerste instantie zijn persoonlijke eerzucht, en in laatste instantie die van v[an]. W[essem]. de fusie verijdeld heeft. Ik ben dit geheel met hen eens. Maar: omdat zij coûte que coûte een zakelijk sterk staand jong tijdschrift wenschen - hun oude plan - hebben zij gezegd: Bouws, tracht dit alles in zoover goed te maken, dat je Zijlstra beweegt met ons in zee te gaan, nu de fusie niet doorgaat. Dat is toen gelukt. Ik vind dit een heel behoorlijke gang van zaken, en ik ben blij dat er nu een tijdschrift komt, dat het zakelijk-kwijnende Spieghel-kind zal vervangen.’ (BW I, 492).
Binnendijk zei Ter Braak daarop de vriendschap op (BW I, 140) en herstelde die pas weer in november 1932 (BW I, 337).
Er waren nu nog wat bezwaren van de commissarissen van Nijgh en Van Ditmar (BW I, 136), maar Bouws wist die weg te praten (BW I, 139).
Van Wessem zette verder alleen De Vrije Bladen voort, die tot 1940 als literaire cahiers bleven verschijnen, en waar van verscheidene Forummedewerkers werk in is gepubliceerd.
Blijkbaar hadden Ter Braak en Du Perron het nieuwe blad Het Laatste Woord willen noemen (BW I, 131), maar daar wilden Bouws en Zijlstra niet aan. ‘Forum is niet slecht,’ schreef Du Perron op 24 augustus 1931, ‘maar rijmt mij te veel op Criterium (dat nu in het najaar verschijnen gaat). Ik voel voor zooiets als: Nieuwe Letteren, liever dan: De Nieuwe Revue, of Kunst en Letteren. Marsman stelt voor een heele aardige titel: (De) Phalanx. M.i. beter dan Forum en niet “moeilijker” voor het Publicum.’ (De uitgave van dat Criterium, onder redactie van W. Schotman en Victor E. van Vriesland, is niet doorgegaan). Ter Braak bedacht nog Cahiers van den Schrijver (BW I, 139).
De rest van augustus werd besteed aan verdere voorbereidingen, zoals het bedenken van rubrieken en het zoeken van medewerkers. Marsman gaf Du Perron een aantal aantekeningen met het voorstel voor een rubriek boek- | |
| |
besprekingen, een poëzierubriek (waar Marsman zelf voor wilde zorgen), een rubriek Nederlands proza, een rubriek Publieke Belangstelling (bespreking van een belangrijk boek), een rubriek Van onder het Stof (bespreking van belangrijke oudere boeken: Couperus, Paap, Nescio) en voor de volgende medewerkers: J. Greshoff, Jan van Nijlen, Albert Helman, Jan Engelman, H. Marsman, Anthonie Donker, Victor E. van Vriesland, Maurits Dekker, Rein Blijstra, J.C. Bloem, C.J. Kelk, Theun de Vries en Constant van Wessem; voor muziek Willem Pijper en Lou Lichtveld; voor schilderkunst Jan Engelman, Van Uytvanck en A.C. Willink; voor toneel Henrik Scholte, Joh. de Meester Jr. en Elisabeth de Roos (die ook voor boekbesprekingen); voor film ‘wie je zelf maar vinden kunt’; voor architectuur S. van Ravesteijn en voor fotomontage Paul Schuitema. (BW I, 138).
In Forum, zoals het ten slotte werd, had maar één rubriek (ook een idee van Marsman) een naam: Panopticum; over muziek en architectuur is nooit geschreven en fotomontages hebben er nooit in gestaan. In het lijstje medewerkers stond achter sommige namen een vraagteken (misschien van Du Perron): Helman, Donker, en Theun de Vries. Van het lijstje hebben de volgende nooit meegewerkt: Maurits Dekker, C.J. Kelk, Theun de Vries, Willem Pijper, A.C. Willink, Joh. de Meester Jr., S. van Ravesteijn en Paul Schuitema; Anthonie Donker heeft alleen een ingezonden stuk geschreven.
Van eind augustus tot eind september is er een lacune in de briefwisseling. Van S. Vestdijk (Gestalten tegenover mij, blz. 47) weten we dat Du Perron om persoonlijke redenen naar Nederland kwam. Hij kwam toen ook onverwachts bij Vestdijk op bezoek en Vestdijk woonde beraadslagingen bij over ‘het inmiddels op gang gekomen Forum’, maar kan er zich verder alleen van herinneren dat Du Perron niet zoveel rookte.
Op 3 november 1931 schrijft Ter Braak dan aan Du Perron (BW I, 145): ‘Je weet toch, dat 11 Nov. Forum uitkomt, waarvoor ook Roelants overkomt?’
| |
| |
Gedeelte van het contract van de Forumredactie met Nijgh en Van Ditmar N.V.
| |
| |
| |
bio- en bibliografische gegevens
Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen en verkoos een vrijwillige dood toen op 15 mei 1940 de Duitsers Den Haag bezetten. Hij ging in 1921 geschiedenis studeren aan de universiteit van Amsterdam waar hij in 1928 cum laude promoveerde. Hij was achtereenvolgens leraar in Amsterdam, Zaltbommel en Rotterdam en werd eind 1933 redacteur letteren van Het Vaderland in Den Haag, wat hij tot zijn dood gebleven is.
Hij debuteerde in Propria Cures van 2 juni 1923 met De waardering van den vorm en was in 1924 en 1925 redacteur van dat blad. Hij was medewerker van De Vrije Bladen, De Stem, I 10, Filmliga, Critisch Bulletin, Den Gulden Winckel en De Gemeenschap voordat hij redacteur van Forum werd.
Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Filmliga (1932), Critisch Bulletin (1932, 1935 - zie IV 4, 406), De Gids (1932), Groot Nederland (1934), Die Sammlung (1934), Das neue Tagebuch (1934) en de Nieuwe Rotterdamsche Courant (1932-1934).
Biografie en bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC en in Menno ter Braak, Verzameld werk I-VII, Van Oorschot, Amsterdam, 1949-1951. Zie ook Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, Van Oorschot, Amsterdam, 1962-1967. Ook Schrijvers prentenboek 5, Menno ter Braak, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage, 1961; en A. Borsboom, Menno ter Braak, Onpersoonlijk nihilisme en nihilistische persoonlijkheid, (gestencilde) Amsterdamse dissertatie, 1962; en P. Henrard, Menno ter Braak, Desclée de Brouwer, Brugge, 1968.
Brieven, documenten en knipsels in LM en in bezit mevrouw A. ter Braak-Faber.
Charles Edgar du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Meester-Cornelis bij Batavia en overleed op 14 mei 1940 in Bergen N.-H. Na een paar jaar HBS werd hij in 1919 journalist bij Het Nieuws van den Dag in Batavia. In 1920 werd hij assistent-bibliothecaris bij het Bataviaasch Genootschap. In 1921 vertrok hij naar Europa en woonde in België en Frankrijk. In 1936 keerde hij terug naar Indië en werkte in 1937 en 1938 in het Landsarchief. In 1938 werd hij redacteur van het progressieve blad Kritiek en Opbouw. In 1939 keerde hij terug naar Nederland.
Hij debuteerde in 1919 met een stuk over Indische letterkunde in Het Indische Leven. Tot in 1927 gaf hij, voornamelijk in eigen beheer, dichtbundels en verhalen in beperkte oplagen uit; voordat hij redacteur van Forum werd, werkte hij mee aan Indische bladen, de Belgische tijdschriften Het Overzicht, De Driehoek (waarvan hij mede-oprichter was), Avontuur, Variétés, Vlaamsche Arbeid en Vandaag en de Nederlandse bladen Het Woord, Den Gulden Winckel, De Gids, De Hollandsche Revue, Groot Nederland, De Vrije Bladen, Critisch Bulletin, Het Vaderland en Helikon. Ten tijde van Forum publiceerde hij ook in Den Gulden Winckel (1932-1934), De Gids (1933), Groot Nederland (1933-1935), Critisch Bulletin (1933), Het Vaderland (1933-1935), Helikon (1932-1933), Nieuwe Rotterdamsche Courant (1933-1935), Links Richten (1933), Haagsch Maandblad (1933) en aan La Nouvelle Revue Française (1933)
| |
| |
Brief van Du Perron aan J. Greshoff
en Die Sammlung (1934).
Bibliografie in Documentatiedienst LM/AMVC; biografie en bibliografie in E. du Perron, Verzameld werk I-VII, Van Oorschot, Amsterdam, 1954-1959 [1960]. Zie ook Menno ter Braak/E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940, Van Oorschot, Amsterdam, 1962-1967. Ook Schrijvers prentenboek 13, E. du Perron, Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, 's-Gravenhage, 1969; Ada Deprez, E. du Perron, 1899-1940, zijn leven en zijn werk, Manteau, Brussel [1960]; en het Du-Perronnummer van Bok, 1964.
Brieven, documenten en knipsels in LM en in bezit mevrouw E. du Perronde Roos.
Mauritius Adolphus Roelants werd geboren op 19 december 1895 in Gent en overleed op 25 april 1966 in Sint-Martens-Lennik. Hij studeerde aan de normaalschool in Gent en werd daarna achtereenvolgens onderwijzer en ambtenaar bij het ministerie van justitie. In 1922 werd hij journalist, onder andere voor De Telegraaf en later ook voor Elsevier's Weekblad. Verder was hij conservator van het kasteelmuseum Gaasbeek bij Brussel.
Hij debuteerde in 1914 met de bundel Eros die hij onder het pseudoniem Maur. Minne samen met Raymond Herreman (ps. Ray Vere) geschreven had. In 1921 stichtte hij samen met Raymond Herreman, Karel Leroux en Richard Minne het tijdschrift 't Fonteintje. In 1929 en 1930 was hij redactiesecretaris van Vandaag, en later redacteur van het Nieuw Vlaamsch Tijdschrift.
| |
| |
Bio- en bibliografische gegevens in Adriaan van der Veen, Maurice Roelants, Manteau, Brussel, 1960; zie ook Fr. Closset, Maurice Roelants, Manteau, Brussel [1946].
Over zijn Forumtijd schreef hij in 5 auteurs over hun uitgever [Nijgh en Van Ditmar, Den Haag, 1962], in M. Roelants, Begin, splitsing en einde van het tijdschrift Forum, Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (afl. 9-10-11-12), Gent, 1963, en in Maurice Roelants, Roman van het tijdschrift Forum of les liaisons dangereuses, Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage-Rotterdam [1965].
Brieven, documenten en knipsels in AMVC en LM.
Everard Bouws werd geboren op 18 november 1900 in Purmerend. In de eerste Wereldoorlog studeerde hij enige tijd in Oxford (Balliol) en scheepsbouw in Durham. In 1921 ging hij naar Nederlands-Indië als ingenieur bij een aantal scheepvaartmaatschappijen. In 1926 leerde hij J. Slauerhoff daar kennen. In 1928-1929 keerde hij terug naar Nederland, werkte daar op een bank en liep colleges in Rotterdam. Hij leerde in die tijd D. Zijlstra, directeur van Nijgh en Van Ditmar kennen in de vrijmetselarij, werd lezer voor die uitgeverij en bracht onder anderen S. Vestdijk in contact met Zijlstra. Hij maakte ook Het verboden rijk van J. Slauerhoff persklaar. Na 1933 is hij in het bankbedrijf gegaan en gebleven en was enige tijd president van de Association internationale des banquiers marchands.
Omstreeks 1921 publiceerde hij vertalingen van gedichten van H. Marsman en J. Slauerhoff in de London Mercury. Omstreeks 1935 schreef hij over dans in Het Vaderland en de laatste tijd publiceerde hij boeken over watersport en was Benelux-correspondent van The Economist.
Doeke Zijlstra werd geboren op 3 mei 1889 en kwam om het leven bij gevechten in Rotterdam op 14 mei 1940. Na een loopbaan bij uitgeverijen en boekhandels trad hij in 1912 bij de firma Nijgh in dienst. Omstreeks 1920 werd hij directeur van de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. Hij heeft in Dietsche Warande en Belfort, mei 1936, blz. 351-353 een kort verhaal, Tralala, gepubliceerd.
Zie over hem: 5 auteurs over hun uitgever, [Nijgh en Van Ditmar, 's-Gravenhage, 1962]. |
|