Het Keelwulfsel is het achterste, ende eindicht met het Lelletje.
Het Wulfsel des Binnemonts is het middelste deel, beginnende van't Lelletje, en eindicht aen de einden der Bovetanden. Is het zelve mette Bovemont, hier anders aengemerct: moet op gelijke wijze als de Bovemont in vijf, en in twe delen gedeelt worden. 'twelc voor gedaen zijnde, zullent hier voorbygaen.
Eigenschap. Het Binnemont-wulfsel of de Bovemont, dewijle zy onbewechelijc is, blijft in alle vormen in ene Gestalte.
Het Lip-wulfsel is het uiterste deel der Verwulfsels, beginnende aen't einde der Tanden, en eindigende met de zoom des Opperlips.
Den Bodem is het ganse onderste deel des Ondervats.
Eigenschap. Den Bodem is zeer veranderlijc, door de menigerlei bewechelijcheyt der tonge, over welke zy strect.
Na 'tgeheel worden de Ondervaten inde lengte gedeelt in 1 Een Pijp, 2 Een Bac.
De Pijp is het deel des Vorms, 'twelc achter de scheideur is: Ofte, 'twelc van't begin des Keels tot aen de Scheideur strect.
Den Bac is het deel des Vorms, 'twelc van de Scheideur begint, en aen de Lippen eindicht.
Eigens. 1. De Pijp en den Bac zijn zeer veranderlijc in lengte en wijte.
2. Zo veel als de Pijp langer is, zo veel is den Bac corter: en het tegendeel.
3. Somtijts is het hele Ondervat een Pijp, en somtijts ooc heel een Bac. Een Pijp, als de Scheideur tussen de Lippen is: een Bac, alsse inde Keel is.
4. De Pijp is somtijts wel zo wijt, of wyjer dan den Bac: als inde Smoor-vormen, ende Splitvormen.
5. Den Bac blijft leech ende zonder werking, inde vormen met een geslote Scheideur.
De Palen des Ondervats, die nodich dienen verhandelt, zijn de Werkpalen.
De Werckpalen zijn palen of plaetsen, daer door den doorgaenden Asem bestiert wort, met een vrywillige cracht.
Deze zijn twederlei, 1 Stem-makende, 2 Stem-veranderende.
De Stem-makende Palen des Ondervats, zijn palen daer den Asem de Inwendige Form der Stem ontfangt. Of daer het wezen der Stem zijn oorspronc heeft. Deze noem ic Stem-gaten.