Dagelijks leeven van een wel-gesteld Christen, uit-gebeeld in verscheide zang-versen
(ca. 1720)–David Montanus– AuteursrechtvrijToon: Wat Koning zie ik daar gekroont. Colloss. 3. vs. 1. 4.1. Myn Ziel gedenk wat hoogste goed,
Gy boven al naspeuren moet
Daar zijn veel dingen hier beneden,
Des Ligchaams Wellust, Rijkdom, Eer;
Maar boven is nog vry wat meer,
Mijn God, zijn gaven, d'eeuwigheden.
2. Geen Waereld die een Ziel verzaad;
't Is nietig; en zy legt in 't kwaad:
| |
[pagina 89]
| |
'k Kan boven maar mijn voordeel maken,
Maar 't kost my moeit', God wert gemist,
Span kragten in; want ziet hy is 't
Daar ik moet zoeken aan te raken.
3. My lust geen Waerelts slaverny,
Ik zie ook kans, God nodigt my:
Ik zoek hem, en dat door bekeering,
En met verlangen in 't gebed,
En onderwerping na zijn wet,
En 'k schik my tot zijn Hemel lering.
4. Zijn gaven koop ik, maar om niet,
't Geloof ontfangt, als God' aanbiet;
En 'k drukse uit in heil'ge handel.
Den Hemel wagt ik met gedult,
En hoop die tijd die God vervult,
De hoope reinigt ook mijn wandel!
5. Niets anders daar 'k mijn ziel mee laaf;
'k Gebruik de waerelt, als mijn slaaf;
Tot voedsel, deksel, tijdlijk leeven.
'k En zoek daar in geen hoogste goed;
't Moet eens vergaan, maar boven moet
Mijn ziel van nu af aan gaan sweven.
6. Dit past my ook 'k ben opgestaan,
'k Heb d'oude mensche uit gedaan;
'k Moet Iezus leven nu gelijk zijn,
Die opstond, maar naboven steeg,
Ik volg hem na, 'k ben reeds op weeg;
In hem kan ik dan eeuwig rijk zijn.
7. Hy leeft als God, en Middelaar.
En zal eens werden openbaar,
In zyne weerkomstl met mijn leeven,
Pardon voor straf, en heiligheid,
En 't leeven, tot in eeuwigheid,
Zal hy my, en de zijne geven.
|
|