Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] XXXIX. Scheiden? Stil ligt de nacht.... Hoog drijft de volle maan de kruinen over die geheimvol fluisteren. Geen vinkenslag die rilt door loof en laan.... zelfs 't praatziek krekeltje schijnt stil te luisteren! Stil ligt de nacht.... - Is dat geen deur die krijscht op hare hengsels, achter gindsche boomen? Van waar die mode gloed, die daalt en rijst?.... Zijn dat gestorvenen die waren komen! Stil ligt de nacht.... - Gestorv'nen keeren niet. Iets hoor ik ruischen, als een kleed van zijde.... Wél hoor ik preevlen.... vat het woord toch niet - onhoorbaar fluistren minnaars, zijde aan zijde. Het lampken buigt in 's meisjes blanke hand. De nacht is koud.... - Rond zijnen schouder vlecht zij den rechterarm; op den verlichten wand versmelt een dubble schaduw.... - Trillend hecht zij haar mond op zijnen mond, op nieuw, nog weêr.... - Dan is 't zijn beurt van dralen, talmen, hangen.... [pagina 242] [p. 242] Hij bleef zoo graag... Hij staart heur aan zoo teêr. - - Zij beeft.... wil weigren - voelt haar stem bevangen Hij prest heur hand zoo innig.... - God! Hoe koud die buitenlucht.... - zoo denkt zij.... - Waarom scheiden?.... - Ik zie geen licht meer glinstren door het hout? Onhoorbaar sluit zich 't deurken, achter beiden! Vorige Volgende