Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] XXXV. Aan da Vinci. Da Vinci! eeuwen her bewondert 't smeltend oog des minnaars, 't godlik beeld dier wondere Joconde, die, als een engel, door uws levens woestheid toog en wier bekoorlikheid, gij, dood, nog blijft verkonden door kracht van uw palet en kleuren. Zeg mij, hoog geroemde Schepper, toen gij op dien rozigen monde, zoo teeder, fijn geplooid uw lippen, brandend droog van 't vuur des kussens, overzalig pressen konde’ - gij in die oogen, waar uit gansch die hemel straalt die uwe dichterziel eens droomde, 't woord mocht lezen: ‘Ik min u, kunstenaar, en wil slechts de uwe wezen!’ toen mocht gij, oude meester, die als god daar praalt in 't rijk des roems, gerust, nog onverzadigd sneven; - Joconde, uw liefde leeft: dáár is het eeuwig leven! Vorige Volgende