Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] XXXI. Soms wordt het mij of wij hereenigd zijn.... - 't Is avond; 't Westen zwemt in rooden schijn... Een watten wolk zweeft doelloos, hier en daar; op langen rozigen poot staat de ooievaar te droomen in den plas, daar 't grijsgroen riet hem lijze in slaap wiegt met een slepend lied. Oranjeglansig ligt vóór ons het veld; blank lokt de wegel die door d' akker snelt en blanke berken, wier gebladert zucht, beschrijven lijnen op de purpre lucht.... Dan gaan wij heen; gij weet, langs welke baan! Gij kent de wilgen die op 't wegje staan en 't wit kapelleken, met zijn wrakken muur, waar gij me eens kustet:... - stil was 't avonduur, nog piepte een vinkje, zacht, in 't zwart geblaart, en keek naar 't maantje, dat in 't Oosten klaart.... Ik stap naast u.... toch raak ik arm, noch hand.... Wij zien het doornen van het weideland, [pagina 224] [p. 224] zien hoe de nevel langzaam opwaarts klimt, hoe 't zonlicht door de hooge berken glimt, soms ook ontmoet uw langend oog het mijn: nog heller glanst het dan Gods zonneschijn! Lief bloeit nu, links en rechts van 't smalle pad, de madelief! - Door gras en varenblad half weggeborgen piepen, lonken zij en spieden, schertsend half, naar u en mij Reeds plukt gij ze af.... en waant u nogmaals kind, en vraagt aan 't bloemken: ‘Zeg, hoe hij bemint?’ En half geloovig, spottend half, ontblaart gij 't witte kelkje, en op de rosbruine aerd zie ik de blaarkens vallen, en uw stem, bij iedre vrage, stijgt en wint in klem..... Zacht gaat het eerst: ‘Hij mint.... Hij mint mij niet....’ Hij mint hartstochtlik.... ‘- nòg zoo luid is 't lied! En op dàt woord valt ook het laatste blad!.... - Ik zie u lustig snellen langs het pad, slank als eene elf; gelukkig, liefdeblij, zwaait gij veel zoete lachjes, mild, naar mij.... Steeds bleeker, valer wordt de zonneschijn.... - Ook mij zal 't bloemken tot orakel zijn! ‘Bemint zij mij?’ - Nu is 't mijn hert dat vraagt.... Gij ziet wel niet hoe mij de boezem jaagt.... ‘Zij mint.... mint vurig.... twijflend.... driftig.... dol!’ Nog blijft één bladje.... maar.... mijn hert is vol.... Daar spreek ik 't woord.... - [pagina 225] [p. 225] O booze, snoode daad.... Hoe wreed gij uit mijn hand de bloeme slaat!.... Ik sta onthutst.... Ik ging gelukkig zijn.... Nog slechts één woord.... en weg was al mijn pijn! Waarom nu tranen?.... - God! Ik droom, ik droom! Ik zwerf aléén.... en beef in d' avonddoom.... Geen maagdlik lipken dat mijn kus betracht.... Pikdonker, uit het Oosten, rolt de nacht.... Vorige Volgende