Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] XXIII. Trala! Wat zong daar de vogelschaar, langs tronken en hagen? - ‘Zoo 't gaaiken mij ontvlogen waar, zou 'k daarom klagen? Trala! Wel zijn nu de loovers geel! de stroomen bevrozen! Toch bloeit eens alles nog zco eêl! De lent' baart rozen!’ ‘Trala! Wat klemt ge in gesloten hand? - Een tresje haren! Onnut, bespottelik liefdepand uit beter jaren! Trala.... Is eindlik de liefde dood, wat kan daar baten dat grillig ding, dat zij - die vlood, u heeft gelaten?’ [pagina 210] [p. 210] ‘Trala! Gij mint het slangje nog en zoudt vergeten de valsche kussen, het snood bedrog: gerechte veeten? Trala! De liefde wenkt u toe.... Uit bosch en hagen noodt u 't genieten, nimmermoe.... Hoeft gij te klagen?’ - Trala! Gij, vogelkens, hebt gelijk! Geen smert kan baten.... Doch in mijn herte ligt een lijk.... Waar zal ik het laten? Trala! Ik wil tot in den dood meer liefde werven! Ik vloek u, ô slange, zoo listig als snood. doch - voel mij sterven! Vorige Volgende