Loreley
(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
XVI.
Door nacht en nevelen leidde
dien dag, mijne droevige baan!
- Daar stroomde de Schelde, lijk zilver -
daar vond ik een Nixe staan....
Als vleugelen zwierden heur lokken
van goud, rond heur mollige leên
Hare armen, naakt en sappig,
die reikte zij naar mij heen....
Ik beefde.... Hare oogen blonken
zoo wonder, en lokten met macht....
- Toen nam ze mijn handen.... en heeft die
op haar zwellende borsten gebracht....
Rond den hals, den poezelig blanken,
rond der heupen gemolligen boog,
over den vollen boezem
die onder mijn vingers bewoog,
| |
[pagina 194]
| |
gleden mijn handen.... Daar sloot zij
haar gloeiende lip op de mijn’,
en ik zonk, al die schoonheid in de armen,
neer op d'oever, vol bittere pijn.
Toen legde ik mijn hoofd - wen ik snikte -
loodzwaar op haar zwoegenden schoot....
‘Och! slurp mij de ziel uit den lijve!
Och! streel mij en kus mij dood!’Ga naar voetnoot1)
|
|