Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] III. Top! Faust. ‘Die Wette biet ich!’ Mephistopheles. ‘Top!’ Faust. ‘Und Schlag auf Schlag!’ 't Sloeg middernacht! - Lang had ik - ijdel droomen! - ontroofde schat, u weergedacht naast mij.... Daar stond op eens de duivel aan mijn zij, en heeft mij ‘familiair’ de hand genomen.... Dat was hij, op één haar, de ‘fahrender Scolast’: - Jezwïetenrok met lange slippen, scheel-loonsche blik, schalks-kromgebogen lippen - summa-summarum, kluchtig-vroede gast die tal van kunstjes weet, die nimmer mensch kon denken.... Hij mankt een luttel aan den rechtervoet.... Toch boog hij flink.... en kondde hoofs zijn groet: ‘Heer doctor lijdt.... Moet ik vertroosting schenken? Sa! reik den pols.... Hij slaat normaal.... U knaagt toch vast niet aan het hert de kwaal? [pagina 164] [p. 164] Dàn baat geen klagen, zuchten, kwelen.... Ik heb het panacée.... en wil u heelen!’ Verschroeiend brandde op mijnen arm zijn hand.... 'k Ontsloot den blik.... O wonder.... Deur en wand van mijne kamer zijn verdwenen. - Daar rijs ik recht; - niet langer wil ik weenen.... Een kreet van wellust zweeft mij van den tong.... want, hoort.... Zacht rond mij henen zong een Sylphentrits de blijdste zangen,... vol amber rook de lucht.... mijn hert was één verlangen, en zie.... daar laagt gij, op uw ledikant, sneeuwblank voor mij:... de linker hand steunde u het heve hoofd; uw lange slingerlokken bedekten 't kussen onder moll'ge vlokken - een zwarte sneeuw - uw boezems zwollen bloot en hijgden koortsig, met een stipje rood op ieder - Zelfs, of gij, mij wachtend, waaktet, uw oog belonkte mij, en hemels blaakte 't! Verjongd, herboren, juichend stond ik daar.... slechts één gevoel nog: ‘U ter zijde rusten....’ - Doch ijskoud sprak en loech de looze toovenaar: ‘Wat gaf de doctor wel, dat hem die lipjes kustt'en?’ [pagina 165] [p. 165] Ik zag slechts u.... Mijn blik smolt in uw blik.... Niet waar,.... gij reiktet mij uw lieve lippen? - Ik beefde fel, smolt weg van lust en schrik! - ‘Mijn ziel!’ - was alles wat ik liet ontglippen! Toen loech zoo schalks de kleine looze vent.... ‘Bij goede vriendjes wordt ook goed gerekend....’ Uit zijne klauwen rukte ik 't perkament.... en met mijn eigen bloed heb ik het onderteekend.... Vorige Volgende