Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] XIV. En al mijn liefde en al mijne eeden - 'k heb alles vergeten, vertreden! In 't suizend wingerdlover waarop de zomer lacht, in 't goudene lichtgetoover - hoe droef is de tortelklacht! Aan mijn voeten spruit de bronne, met murmelend zacht geluid! - Gegroet, gij blijde zonne!.... Slaap zacht, mijn doode bruid! En al mijn liefde en al mijne eeden - 'k heb alles vergeten, vertreden! Toen de eerste botten sprongen, de rozenknopkens rood als bloed, is in mijn hert gedrongen een nieuwe minnegloed! In lievekens blanke handen heb ik mijn hoofd gevlijd.... haar heb ik, als zooveel panden, mijn rouw en smert gewijd! [pagina 149] [p. 149] En al mijn liefde en al mijne eeden - 'k heb alles vergeten, vertreden! Eens, - toen ik nachtlik dwaalde, gekleed in strengen rouw - van 't slapend kerkhof daalde eene slanke, bleeke vrouw. Droef galmde door de vlakte der klokken doodsgeluid, en ik, betooverd, zakte in den arm der nieuwe bruid! En al mijn liefde en al mijne eeden - 't werd alles vergeten, vertreden! Bleek was ze, bleek als linnen, maar van heur zoete lippen klonk zoo troostvol 't woordje: Minnen, dat ik aan 't hopen gong! Doch, waar ik 't liefje leidde viel alt het gebloemt plots af, en wondere winden verspreidden het geblaart op der doode graf! En al mijn liefde en al mijne eeden - 'k heb alles vergeten, vertreden! Nu sluimert ze in mijne armen, de zoete, stom en bleek; hare teedere lippen warmen, [pagina 150] [p. 150] mijn wang, als de hare zoo veeg! 'k Zie wondre gestalten zweven om ons heen, met zoetklinkenden lach: ik droom van blijder leven, van liefde en bruiloftsdag! En al mijn liefde en al mijne eeden - 'k heb allen vergeten, vertreden! Ramp! Ramp! - in de heldere bronne waarover 't windje wuift en speelt, zweeft, in het glimmen der zonne, een akelig doodenbeeld.... Ach! op het geraamt zijn herte daar rust, met droeven blik, daar rust.... een ontroostbare smerte... mijn eigene beeltnis!... Ik! En al mijne liefde en al mijne eeden - 'k heb alles vergeten, vertreden! O Dood! gij, betoovrende vrouwe, u min ik, in eeuwigheid; mijn hert, mijn smert, mijn trouwe 't werd ál u toegezeid! Doe weer de klokken klagen hun hemelsch doodsgeluid, dat men toch grafwaarts drage den Bruigom, bij zijne Bruid. Vorige Volgende