Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] IX. Ik heb u in eenen droom gezien, op het bruidsbed, tusschen vier planken! Gij laagt daar zoo blank in uw sneeuwen gewaad, zoo zoet was de lach op het doode gelaat, Schoonslaapsterken, tusschen vier planken! Zoetgeurige bloemen, in lentepracht, ontsproten vol weelde, om uw sponde. O schrik! aan uw rechterzijde, daar zat de afschuwlike spinster, de Dood - en bad, domslapend, met schuddenden hoofde. Ik was, ach! de Prins die u wekken moest: ‘Schoonslaapsterken, woudt gij ontwaken!’ Ik zoende U zoo hoopvol en minnend de wang, ik noemde u bij naam en herhaalde 't zoo lang - maar de slapende spinster, - die lachte! Vorige Volgende