Loreley(1882)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] V. Een donkren, stormigen zomernacht - toen hebt gij de ruste verworven. Ik heb u zelf naar den grave gebracht - mijn leven? - met u! was 't gestorven! Een donkeren, stormigen zomernacht - zoo lei ik u zelf ter ruste - De tortels kweelden nooit droeviger klacht, mijn doode, dan toen ik u kuste. Ik droeg u op 't herte, door 't spokerig woud, ik prangde u zoo vast in mijne armen. Mijn oog was zoo mat! mijn hert zoo koud! en vruchtloos wou 'k u verwarmen! En ik heb daar zoolang door de velden gewaard, de ziele vol wilde gedachten; De sterren pinkten door 't zuchtend geblaart, als duivelenoogen, die lachten.... En bevende heesters, in somberen rouw, prevelden doodengebeden - Maar ik, wat ook schreide de nachtlike dauw, ik heb niet geweend, maar - geleden! Vorige Volgende